ECLI:NL:RBDHA:2021:10403

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
AWB 20/1084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor alleenstaande minderjarige vreemdeling met asielaanvraag

Op 20 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een alleenstaande minderjarige vreemdeling, geboren in 2001 en van Afghaanse nationaliteit, die in Nederland een asielaanvraag had ingediend. Deze aanvraag werd op 27 juli 2016 afgewezen, waarna een terugkeerbesluit werd opgelegd. Na een eerdere uitspraak van de ABRvS op 8 september 2017, stond dit besluit in rechte vast. De vreemdeling diende op 27 mei 2019 een nieuwe aanvraag in voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, maar deze werd op 10 februari 2020 afgewezen, met een inreisverbod van twee jaar als gevolg. Hiertegen maakte hij bezwaar en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

Er heeft geen zitting plaatsgevonden voor de voorlopige voorziening voordat verweerder op 2 oktober 2020 het bezwaar ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft beroep ingesteld, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening werd behandeld in het kader van dit beroep. De zitting vond plaats op 12 januari 2021, waarbij de vreemdeling werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. Na de zitting werd het beroep verwezen naar een meervoudige kamer.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak van de meervoudige kamer in de hoofdzaak (zaaknummer: AWB 20/7597), er geen grond meer is voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening. Het verzoek werd afgewezen. Daarnaast heeft de vreemdeling verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat werd toegewezen omdat hij voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Schuman, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1084

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 augustus 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Elias).

Procesverloop

Verzoeker is [verzoeker] , geboren op [2001] en met de Afghaanse nationaliteit.
Verzoeker heeft op 13 november 2015 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 27 juli 2016 is de asielaanvraag afgewezen en is aan hem een terugkeerbesluit opgelegd. Dit besluit staat na de uitspraak van de ABRvS [1] van 8 september 2017 in rechte vast.
Verzoeker heeft op 27 mei 2019 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in verband met tijdelijke humanitaire gronden ‘voor verblijf als amv [2] die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken’.
Bij besluit van 10 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker afgewezen. Ook is aan verzoeker een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Er heeft geen zitting met betrekking tot de voorlopige voorziening plaatsgevonden
,voordat verweerder bij besluit van 2 oktober 2020 (het bestreden besluit) het bezwaar van verzoeker ongegrond heeft verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend
.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Malwand-Baraki. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de zitting is het beroep verwezen naar een meervoudige kamer.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag (zaaknummer: AWB 20/7597) van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats is het hiervoor vermelde, door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. Gegeven deze beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
2. Verzoeker heeft verder verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor zowel de beroepsprocedure als deze voorlopige voorzieningprocedure. De voorzieningenrechter beslist in navolging van de meervoudige kamer in de beroepszaak dat verzoeker ook in deze procedure geen griffierecht is verschuldigd, omdat hij voldoende heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het griffierecht.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Alleenstaande minderjarige vreemdeling.