ECLI:NL:RBDHA:2021:10378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
NL21.3167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardigheid asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser, geboren in 1993, heeft zijn asielaanvraag gebaseerd op de vrees voor vervolging door de familie van zijn overleden vriendin en de eigenaar van zijn huurwoning, na een brand waarbij zijn vriendin en dochter om het leven kwamen. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de relevante elementen van zijn verhaal niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet in staat was om authentieke documenten te overleggen die zijn claims ondersteunden, en dat er inconsistenties waren in zijn verklaringen en de beschikbare bewijsstukken. De rechtbank heeft ook overwogen dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij daadwerkelijk bedreigd werd en dat zijn verklaringen over de omstandigheden van de brand en de daaropvolgende gebeurtenissen niet geloofwaardig waren. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris als terecht beoordeeld, en het beroep van de eiser ongegrond verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3167
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer] (gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J. Visschers).

Procesverloop

Eiser heeft een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 25 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2021 in Breda behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.M. Nakamya. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [Geb. datum] 1993. Hij heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. In april 2016 is zijn huurwoning in Nigeria in brand gevlogen. Zijn vriendin en dochter zijn daarbij om het leven gekomen. Eiser was op dat moment elders in het land aan het werk. Vervolgens is hij gevlucht uit vrees voor de familie van de vriendin. Die familie beschuldigt eiser van moord. Ook is hij gevlucht uit vrees voor de eigenaar van de huurwoning en de politie.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
2) overlijden van zijn vriendin en dochter door een brand; en
3) problemen als gevolg van het overlijden van zijn vriendin en dochter.
Relevant element 1 heeft verweerder geloofwaardig geacht. De relevante elementen 2 en 3 heeft hij ongeloofwaardig geacht. Volgens verweerder is niet aannemelijk dat eiser heeft te
vrezen voor vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag1 of dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat de relevante elementen 2 en 3 door verweerder ten onrechte ongeloofwaardig zijn bevonden. Hij heeft in beroep uitvoerig toegelicht waarom hij het niet eens is met verweerders standpunt over de geloofwaardigheid van zijn relaas. Deze toelichting zal bij de beoordeling van de rechtbank worden betrokken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft het overlijden van eisers vriendin en dochter door een brand in hun huurwoning niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Terecht heeft verweerder tegengeworpen dat verweerder de gestelde overlijdens niet met authentieke documenten heeft onderbouwd. Niet gebleken is dat eiser geprobeerd heeft deze documenten te verkrijgen, ook al heeft hij dit in zijn zienswijze aangekondigd. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij hiervoor bij de familie van de vriendin zou moeten aankloppen omdat hij niet met haar was getrouwd. Dit verklaart echter niet waarom eiser geen overlijdensakte van zijn dochter heeft opgevraagd via zijn eigen familie. Daarnaast heeft verweerder kunnen overwegen dat het krantenartikel de gestelde overlijdens evenmin aannemelijk maakt. Eisers leeftijd wijkt in het krantenartikel vier jaren af en de vriendin wordt met drie verschillende namen aangeduid, terwijl eiser weer een andere naam voor haar heeft gebruikt.2 De foto in het krantenartikel komt overeen met die van eiser, maar tegen de achtergrond dat krantenartikelen in Nigeria ook op verzoek tegen betaling kunnen worden opgesteld, heeft verweerder de waarde van krantenartikelen als bewijsmiddel mogen relativeren.3 Ter zitting heeft verweerder de tegenwerping dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard (omdat hij als vermoedelijke brandoorzaak eenmaal het gasstel, maar verder steeds de generator heeft aangewezen) laten vallen. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet kan benoemen van wie hij heeft gehoord dat de generator aan stond, nu hij heeft verklaard dit van zijn buren te hebben gehoord.4 Echter, ook zonder deze twee tegenwerpingen heeft verweerder tot zijn conclusie kunnen komen. Die conclusie wordt voldoende gedragen door het ontbreken van documenten, de inconsistenties in het krantenartikel en door het gegeven dat eiser slechts heeft kunnen speculeren over de toedracht van de brand.
5. Verweerder heeft ook de gestelde problemen als gevolg van het overlijden zijn vriendin en dochter niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Daartoe geldt allereerst dat eiser summier heeft verklaard over de telefonische bedreigingen. Van eiser is niet verlangd dat hij het exacte aantal telefoongesprekken kan benoemen, maar hij heeft het aantal ook niet bij benadering kunnen noemen. Op één naam na heeft hij ook de bedreigers niet kunnen noemen. Dat de familie van de vriendin achter de bedreigingen zou zitten, is niet geconcretiseerd. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat hierbij meer van eiser mag worden verwacht omdat de bedreigingen de reden is geweest om te vluchten. In de aanzienlijke tijdsduur sinds de gebeurtenissen en in eisers gestelde, maar verder niet onderbouwde geheugenproblemen, bestaat voor de rechtbank geen aanleiding om dit anders te zien. Verder weegt zwaar mee dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij is gevlucht nadat hij van zijn buren van de brand had gehoord en niet direct van zijn werk is
1. Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2 Verslag aanmeldgehoor, p. 7.
3 Algemeen ambtsbericht Nigeria 2018, p. 32.
4 Verslag nader gehoor, p. 12.
teruggekeerd naar de woning. Verweerder heeft dit onbegrijpelijk kunnen achten omdat uit eisers verklaringen volgt dat hij op dat moment nog niet wist dat hij beschuldigd, gezocht en bedreigd werd, de toedracht van de brand nog niet bekend was en zijn buren uitgingen van een ongeluk.5
6. De verklaring dat het kan voorkomen dat op zoek wordt gegaan naar een zondebok, wat volgens eisers verklaringen zowel van toepassing is op de familie van de vriendin als op de woningeigenaar, kan aan het voorgaande niet afdoen. Ook eisers op zichzelf logische redenering dat hij niet kan aangeven waarop de familie van de vriendin de beschuldiging
van het rituelengebruik baseert, juist omdat die beschuldiging nergens op is gebaseerd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Evenmin maakt eisers op zichzelf juiste constatering dat hij niet heeft verklaard dat de woningeigenaar hem telefonisch heeft gezegd huurmoordenaars in te schakelen, niet dat het bestreden besluit niet door een deugdelijke motivering wordt gedragen.
7. Verweerder heeft verder tegengeworpen dat eiser wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over hoe zijn vriend te weten is gekomen dat de politie op zoek is naar hem. Verweerder stelt dat eiser in het nader gehoor naast de krant ook direct de radioberichtgeving had moeten benoemen als bron van het nieuws. De rechtbank oordeelt dat eiser terecht heeft aangevoerd dat de gehoormedewerker in het nader gehoor een onjuiste uitleg aan het aangiftebegrip heeft gegeven door ut te leggen dat de politie op zoek is naar eiser.6 Dat hierdoor bij eiser verwarring is ontstaan, is echter niet aannemelijk. Uit het verslag volgt dat eerder tijdens het gehoor meermaals de term aangifte is gebruikt en uit de antwoorden van eiser niet valt op te maken dat hij niet snapt wat dat betekent.7 Eiser moet wel worden gevolgd in zijn betoog dat hij zijn verklaring (slechts) heeft aangevuld. Verweerder heeft de aanvulling van eiser ten onrechte aangegrepen voor de tegenwerping dat eiser wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard nu de gehoormedewerker eiser op de aanvulling heeft aangesproken en het vervolgens heeft afgedaan als misverstand.8 Dit laat onverlet dat het bestreden besluit ook zonder die tegenwerping nog kan worden gedragen door verweerders motivering. De rechtbank verwijst naar wat zij hiervoor onder 5. heeft overwogen.
8. De slotsom is dat verweerder eisers asielaanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5 Verslag nader gehoor, p. 12.
6 Verslag nader gehoor, p. 11.
7 Verslag nader gehoor, p. 10 en 11.
8 Verslag nader gehoor p. 14.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR16796561

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.