In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 september 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders van de kinderen, de vader en de moeder, zijn betrokken bij de hulpverlening en wonen sinds juli 2021 bij Gemiva, waar zij ondersteuning krijgen in de zorg voor hun kinderen. De kinderrechter heeft eerder op 16 maart 2021 de kinderen onder toezicht gesteld tot 16 september 2021. Tijdens de zitting op 1 september 2021 is het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling besproken. De Raad en de gecertificeerde instelling hebben het verzoek ondersteund, terwijl de vader, bijgestaan door zijn advocaat, verweer heeft gevoerd tegen de verlenging. De ouders hebben aangegeven dat zij zich inzetten voor de hulpverlening, maar dat de moeder stress ervaart door het gedwongen kader.
De kinderrechter heeft de situatie van de ouders en de ontwikkeling van de kinderen beoordeeld. Er zijn zorgen over de beperkingen van de ouders en de ontwikkeling van de kinderen, en de kinderrechter concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de kinderen te beschermen en de ouders te ondersteunen in hun ontwikkeling. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen van 16 september 2021 tot 16 januari 2022, zodat er voldoende tijd is om te observeren hoe het gezin zich ontwikkelt en om te kijken of de hulpverlening kan worden overgedragen naar een vrijwillig kader. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.