ECLI:NL:RBDHA:2021:10296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/1242 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake HTL-maatregel

Op 15 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant die eerder een beroep had ingesteld tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Dit besluit, genomen op 24 december 2020, betrof een HTL-maatregel. Het beroep van de opposant werd op 30 april 2021 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het na afloop van de beroepstermijn was ingediend. De opposant heeft hiertegen verzet ingesteld, maar heeft geen verzoek gedaan om op zitting te worden gehoord.

De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank concludeerde dat de opposant geen reden had gegeven voor het indienen van het beroep na de termijn en dat de brief van 26 februari 2021, waarin de rechtbank om een toelichting vroeg, op correcte wijze was bezorgd. De gemachtigde van de opposant voerde aan dat er een foutieve adressering was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet leidde tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de opposant was om tijdig een reden voor de termijnoverschrijding te geven.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1242

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2021 op het verzet van

[opposant] ,geboren op [geboortedatum] , van Marokkaanse, nationaliteit, V-nummer: [#] , opposant
(gemachtigde: mr. I. Wudka).

Procesverloop

Bij besluit van 24 december 2020 heeft het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers opposant een zogenoemde HTL-maatregel opgelegd.
Opposant heeft op 25 februari 2021 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 30 april 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant het beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buitenzittingsuitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De gemachtigde van opposant voert tegen de buitenzittingsuitspraak aan dat hij de brief van 26 februari 2021, waarbij de rechtbank de reden van het na de beroepstermijn indienen van het beroep heeft gevraagd, niet zelf heeft ontvangen. Hij vermoedt dat er niet voor ontvangst getekend hoefde te worden nu uit het Track & Trace-systeem van PostNL blijkt dat getekend is met “212”. De gemachtigde voert verder aan dat hem is gebleken dat deze brief is gericht aan mevrouw E. Th. Hogervorst. Zij werk niet op het kantoor in Maastricht en is niet de gemachtigde van opposant. De gemachtigde van opposant vermoedt dat de brief gewoon in de bus van het kantoor is terecht gekomen. Hij kan zich vaag herinneren dat hij een tijd geleden een brief gericht aan mevrouw Hogervorst bij haar kantoor in Maastricht in de bus heeft geduwd. Opposant is van mening dat de negatieve gevolgen door de kennelijke foutieve adressering hem niet mogen aangerekend worden. Verder voert opposant aan dat het later indienen van het beroepschrift er misschien in is gelegen dat de beschikking wellicht per post direct aan opposant zelf is bezorgd. Aan de gemachtigde is niets kenbaar gemaakt.
4. De rechtbank stelt vast dat opposant bij het instellen van beroep geen reden heeft gegeven waarom hij het beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. Bij aangetekende brief van 26 februari 2021 is opposant in de gelegenheid is gesteld alsnog aan te geven waarom hij het beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. Deze brief is gericht aan Wudka Avocaten tav de heer mr. I. Wudka, Hertogsingel 20, 6214 AD Maastricht. Er is geen sprake van een foutieve adressering of foutieve ten naam stelling. De gemachtigde van opposant stelt in verzet dat hij vermoedt dat, ondanks dat er voor ontvangst niet persoonlijk hoefde te worden getekend, de brief in de bus van het kantoor terecht is gekomen. De rechtbank houdt het er daarom voor dat zoals blijkt uit het Track & Trace-systeem de brief van 26 februari 2021 op voorgeschreven wijze op 1 maart 2021 is bezorgd.
5. De rechtbank is van oordeel dat het door opposant aangevoerde niet kan leiden tot het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. De rechtbank mocht van opposant verlangen tijdig de reden van het na afloop van de beroepstermijn indienen van het beroepschrift in te dienen en de rechtbank mocht het gevolg van de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep verbinden aan het niet (tijdig) geven van een reden van deze termijnoverschrijding. Nu opposant niet eerder dan in verzet een reden heeft gegeven voor het na afloop van de beroepstermijn indienen van het beroepschrift, wat daar ook van zij, blijft het gevolg hiervan voor rekening van opposant. Gelet hierop wordt geen aanleiding gezien anders te oordelen dan in de uitspraak van 30 april 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.