ECLI:NL:RBDHA:2021:10274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van artikel 23 van het Inkomstenbesluit militairen in het kader van samenloop van inkomsten

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig planner bij de korpsmariniers, en de minister van Defensie. Eiser was van mening dat de wijze waarop de samenloop van zijn inkomsten uit zijn onderneming en zijn defensiesalaris was toegepast, onjuist was. Hij had als planner gewerkt tot 31 augustus 2018 en was daarna zelfstandig ondernemer geworden. De minister had op basis van artikel 23, eerste lid, van het Inkomstenbesluit militairen (IBM) een bedrag aan zijn salaris in mindering gebracht, omdat eiser ook inkomsten uit zijn onderneming genereerde. Eiser betwistte de berekening van de samenloop en stelde dat er onduidelijkheid bestond over de gemaakte afspraken.

De rechtbank oordeelde dat de minister terecht artikel 23, eerste lid, van het IBM had toegepast. Eiser was niet ziek en kon werkzaamheden verrichten, maar was om medische redenen niet volledig inzetbaar. De rechtbank concludeerde dat de afspraken over de berekening van de samenloop niet onredelijk waren en dat de minister op een juiste wijze had gehandeld. Eiser had ook geen recht op het opleidingsbudget en de stimuleringspremie, omdat hij deze niet tijdig had aangevraagd en het zijn eigen verantwoordelijkheid was om deze mogelijkheden te benutten.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser werd in de gelegenheid gesteld om, na definitieve vaststelling van de inkomstenbelasting, de minister te verzoeken om herziening van het besluit indien de inkomsten niet correct bleken te zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7267

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Kapel)
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Rikhof).

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2019 heeft verweerder op basis van artikel 23, eerste lid, van het Inkomstenbesluit militairen (het IBM) een bedrag van ongeveer € 2000,- bruto per maand in mindering gebracht op het defensiesalaris van eiser voor de periode van juni 2018 tot en met augustus 2018.
Bij besluit van 30 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het besluit van 16 oktober 2019 ingetrokken en op basis van artikel 23, eerste lid, van het IBM een bedrag van ongeveer € 11.000,- in mindering gebracht op het defensiesalaris van eiser voor de periode van september 2018 tot en met augustus 2019.
Bij besluit van 9 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 4 augustus 2021 via een Skypeverbinding. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft tot en met 31 augustus 2018 als planner op de afdeling korpsmariniers SSG Transport gewerkt. Vanaf september is eiser gestart als zelfstandig ondernemer, omdat hij medische inzetbaarheidsbeperkingen heeft voor het verder vervullen van zijn militaire dienst. De inkomsten uit zijn bedrijf zouden met de defensiebezoldiging worden verrekend op grond van artikel 23, eerste lid, van het IBM. Dit houdt in dat eiser het recht behoud op loon, maar dat de door hem gegenereerde inkomsten uit zijn bedrijf hierop in mindering worden gebracht, de zogeheten samenloop. Eiser is het niet eens met de wijze waarop de samenloop is toegepast en berekend.
Wat zijn de geldende regels?
2. Artikel 23 van het IBM luidt als volgt:
1. Onverminderd het tweede lid kan het hoofd defensieonderdeel het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft, verminderen met het gehele of gedeeltelijke bedrag van de geldelijke inkomsten waarop die militair over hetzelfde tijdvak aanspraak heeft uit of in verband met arbeid of bedrijf anders dan als militair. Dit geldt uitsluitend, indien laatstbedoelde geldelijke inkomsten zijn verkregen uit of in verband met werkzaamheden, verricht gedurende de voor de militair geldende werktijd, bedoeld in artikel 54a, onder d, van het Algemeen militair ambtenarenreglement. De vermindering bedraagt ten hoogste het bedrag van de inkomsten als militair.
2. Indien de militair, bedoeld in artikel 17, eerste lid, tijdens verhindering tot dienstverrichting in het belang van zijn genezing door de militair geneeskundige dienst wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden - in afwijking van het eerste lid - de geldelijke inkomsten uit die arbeid slechts op zijn inkomsten als militair in mindering gebracht, voor zover de inkomsten uit die arbeid 30 procent van zijn inkomsten als militair te boven gaan.
[..]
Wat vinden partijen in beroep?
3. Verweerder voert aan dat eiser gedurende de periode september 2018 tot en met augustus 2019 meerdere inkomstenbronnen heeft gehad. Zo ontving hij bezoldiging van defensie en ook winst uit zijn eigen bedrijf. Op basis daarvan wordt conform artikel 23, eerste lid, van het IBM samenloop toegepast.
Met betrekking tot de inkomsten van eiser wordt uitgegaan van zijn omzet minus de kosten, te weten de winst uit onderneming. Onderling is de afspraak gemaakt dat een berekening per maand beter aansluit bij de tekst van deze bepaling. Aan de hand van deze berekening zou eiser een bedrag van €11.212,70,- terug moeten betalen aan samenloop. Uit een door eiser opgesteld overzicht blijkt dat zijn winst over de periode september 2018 tot en met augustus 2019 in totaal € 13.455,25 bedroeg. Dit komt neer op een bedrag van € 1.121,27 per maand. Aangezien over de maanden juli en augustus 2019 geen samenloop plaatsvindt komt het totale bedrag aan winst, dat mag worden verrekend uit op 11.121,70 (1.121,27 x 10 maanden).
Wat betreft het opleidingsbudget was het eisers eigen verantwoordelijkheid om het volledige budget te gebruiken voordat hij defensie verliet. Een uitkering van het resterende budget is niet aan de orde nu dit geen recht is waar eiser een beroep op kan doen. Ook heeft hij niet kunnen aantonen dat dit aan hem is toegezegd. Verder is het aanvragen van de stimuleringspremie eisers eigen verantwoordelijkheid. Er is nooit een aanvraag voor deze premie gedaan, terwijl eiser op de hoogte was van deze mogelijkheid. Bovendien staan hiervoor aparte procedures open. Deze procedure ziet enkel op de vraag of de samenloop correct is toegepast.
4. Eiser voert primair aan dat aangesloten kan worden bij artikel 23, tweede lid, van het IBM, zodat de geldelijke inkomsten uit zijn bedrijf niet op zijn inkomsten als militair in mindering kunnen worden gebracht. Subsidiair stelt eiser dat er sprake is van samenloop over een periode van acht maanden. Verweerder heeft ten onrechte rekening gehouden met twee maanden verlof en de twee maanden waarin geen inkomsten uit zijn bedrijf zijn binnengekomen. Verweerder heeft de opstartkosten niet meegenomen en het verlof weggedacht, terwijl er in die maanden wel kosten zijn gemaakt. Er is ook nooit overeenstemming bereikt over de wijze waarop de samenloop moet worden berekend. Voor het te verrekenen bedrag moet worden gekeken naar de hele relevante periode van juni 2018 tot en met september 2019. Als gevolg hiervan valt de winst van het bedrijf veel lager uit. Vervolgens beschikt eiser ook over een tweetal opleidingsbudgetten, namelijk het persoonlijk opleidingsbudget en de stimuleringspremie, die niet volledig door hem zijn benut. Eiser is toegezegd dat het persoonlijk opleidingsbudget bruto aan hem uitbetaald zou worden, dit is tot op heden niet gebeurd. Ook moet de stimuleringspremie in mindering te worden gebracht op het totaalbedrag aan samenloop. Verweerder heeft het teruggevorderde bedrag dan ook niet op de juiste wijze vastgesteld en is onzorgvuldig te werk gegaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5.
De rechtbank stelt vast dat eiser in verband met arbeidsverzuim door medische inzetbaarheidsbeperkingen door het dienstencentrum re-integratie is begeleid om een eigen bedrijf op te zetten. Hij heeft 38 uur per week gewerkt ten behoeve van zijn eigen bedrijf en daaruit inkomsten gegenereerd. Verweerder heeft terecht gesteld dat niet kan worden aangesloten bij artikel 23, tweede lid, van het IBM, omdat in eisers geval geen sprake is van ziekte. Eiser was in staat om werkzaamheden te verrichten in de functie waarop hij is geplaatst, maar is om medische redenen niet volledig inzetbaar en/of uitzendbaar als militair.De rechtbank volgt verweerder dat de wettelijke basis voor samenloop is gelegen in artikel 23, eerste lid, van het IBM. In dit artikel is opgenomen dat het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft verminderd kan worden met het gehele of gedeeltelijke bedrag van de geldelijke inkomsten waarop die militair over hetzelfde tijdvak aanspraak heeft uit of in verband met arbeid of bedrijf anders dan als militair. Zoals ter zitting naar voren is gekomen bestond er onduidelijkheid over de gemaakte afspraken omtrent de wijze van het uitvoeren van de samenloop. Aanvankelijk was het de bedoeling dat bij de verrekening in het kader van samenloop een bruto-uurloon van € 35,- (netto € 17,50) zou worden aangehouden en eiser zijn werkuren zou registreren. Hiervan zijn partijen later teruggekomen. Omdat een berekening op basis van belastingaangiften over het jaar 2018 en 2019 lastig is vast te stellen, heeft verweerder gevraagd om een overzicht van de maandcijfers van eisers bedrijf. Verweerder is uitgegaan van informatie die door eiser zelf is aangeleverd en heeft een gemiddeld maandinkomen berekend over de periode september 2018 tot en met augustus 2019. Over de periode waarover eiser verlof heeft genoten, is samenloop niet toegepast. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder ook rekening gehouden met de maanden waar het bedrijf geen inkomsten had. De rechtbank acht de vastgestelde afspraken daarom niet onredelijk. Daarbij neemt de rechtbank in acht dat het toepassen van samenloop een discretionaire bevoegdheid is waarbij overeenstemming van eiser niet is vereist. Verweerder heeft daarom op een juiste wijze toepassing gegeven aan artikel 23, eerste lid, van het IBM.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat de inkomstenbelasting over de jaren 2018 en 2019 nog niet definitief is vastgesteld. Gelet hierop geeft de rechtbank eiser in overweging om als na definitieve vaststelling van de verschuldigde inkomstenbelasting zou blijken dat de inkomsten van eiser uit zijn onderneming, waarvan verweerder overeenkomstig de door hem zelf verstrekte cijfers is uitgegaan, niet juist zijn, eiser verweerder kan verzoeken het bestreden besluit te herzien.
6. Met betrekking tot het opleidingsbudget en het stimuleringsbeleid overweegt de rechtbank dat eiser deze gelden wettelijk gezien niet kan afdwingen. De rechtbank volgt verweerder in zijn oordeel dat het eisers eigen verantwoordelijkheid was om deze mogelijkheden goed te benutten binnen de daarvoor gestelde termijnen. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beroepsgronden niet slagen.
7.
Het beroep is ongegrond.
8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.