Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de minister van Defensie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank stelt vast dat eiser in verband met arbeidsverzuim door medische inzetbaarheidsbeperkingen door het dienstencentrum re-integratie is begeleid om een eigen bedrijf op te zetten. Hij heeft 38 uur per week gewerkt ten behoeve van zijn eigen bedrijf en daaruit inkomsten gegenereerd. Verweerder heeft terecht gesteld dat niet kan worden aangesloten bij artikel 23, tweede lid, van het IBM, omdat in eisers geval geen sprake is van ziekte. Eiser was in staat om werkzaamheden te verrichten in de functie waarop hij is geplaatst, maar is om medische redenen niet volledig inzetbaar en/of uitzendbaar als militair.De rechtbank volgt verweerder dat de wettelijke basis voor samenloop is gelegen in artikel 23, eerste lid, van het IBM. In dit artikel is opgenomen dat het bedrag aan inkomsten waarop de militair over enig tijdvak aanspraak heeft verminderd kan worden met het gehele of gedeeltelijke bedrag van de geldelijke inkomsten waarop die militair over hetzelfde tijdvak aanspraak heeft uit of in verband met arbeid of bedrijf anders dan als militair. Zoals ter zitting naar voren is gekomen bestond er onduidelijkheid over de gemaakte afspraken omtrent de wijze van het uitvoeren van de samenloop. Aanvankelijk was het de bedoeling dat bij de verrekening in het kader van samenloop een bruto-uurloon van € 35,- (netto € 17,50) zou worden aangehouden en eiser zijn werkuren zou registreren. Hiervan zijn partijen later teruggekomen. Omdat een berekening op basis van belastingaangiften over het jaar 2018 en 2019 lastig is vast te stellen, heeft verweerder gevraagd om een overzicht van de maandcijfers van eisers bedrijf. Verweerder is uitgegaan van informatie die door eiser zelf is aangeleverd en heeft een gemiddeld maandinkomen berekend over de periode september 2018 tot en met augustus 2019. Over de periode waarover eiser verlof heeft genoten, is samenloop niet toegepast. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder ook rekening gehouden met de maanden waar het bedrijf geen inkomsten had. De rechtbank acht de vastgestelde afspraken daarom niet onredelijk. Daarbij neemt de rechtbank in acht dat het toepassen van samenloop een discretionaire bevoegdheid is waarbij overeenstemming van eiser niet is vereist. Verweerder heeft daarom op een juiste wijze toepassing gegeven aan artikel 23, eerste lid, van het IBM.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat de inkomstenbelasting over de jaren 2018 en 2019 nog niet definitief is vastgesteld. Gelet hierop geeft de rechtbank eiser in overweging om als na definitieve vaststelling van de verschuldigde inkomstenbelasting zou blijken dat de inkomsten van eiser uit zijn onderneming, waarvan verweerder overeenkomstig de door hem zelf verstrekte cijfers is uitgegaan, niet juist zijn, eiser verweerder kan verzoeken het bestreden besluit te herzien.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.