ECLI:NL:RBDHA:2021:10269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) voor begeleider in de zorg na zedendelict

In deze zaak heeft eiser, die werkzaam wilde zijn als begeleider in de zorg bij Pluryn Jeugdzorg, verzocht om afgifte van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De minister voor Rechtsbescherming heeft deze aanvraag afgewezen op basis van relevante justitiële gegevens die geregistreerd zijn in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS), waaronder een zedendelict. Eiser had in het verleden specialistische jeugd- en opvoedhulp verleend aan jongeren, waarbij hij een seksuele relatie had met een minderjarige cliënt. Deze zaak is voorwaardelijk geseponeerd, maar de minister heeft geoordeeld dat de aard van de feiten en het risico voor de veiligheid van minderjarigen een belemmering vormen voor de functie waarvoor de VOG is aangevraagd.

De rechtbank heeft de afwijzing van de VOG beoordeeld aan de hand van zowel het objectieve als het subjectieve criterium. Het objectieve criterium houdt in dat, ongeacht de persoon van de aanvrager, de geregistreerde feiten een behoorlijke uitoefening van de functie kunnen verhinderen. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat het zedendelict een belemmering vormt voor de functie van begeleider in de zorg, gezien de verantwoordelijkheden die deze functie met zich meebrengt. Eiser heeft aangevoerd dat hij al jaren niet in aanraking is gekomen met justitie en dat de relatie met de minderjarige op vrijwillige basis was, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om de afwijzing van de VOG te weerleggen.

De rechtbank concludeert dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt en dat de weigering van de VOG niet evident disproportioneel is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de VOG door de minister.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/5525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.L.G. Rens),
en

de minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Hagens)

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) afgewezen.
Bij besluit van 20 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 1 juli 2021 via een Skypeverbinding. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft verweerder verzocht om afgifte van een VOG voor de functie van begeleider in de zorg bij Pluryn Jeugdzorg.
2. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen. Bij de beoordeling van de aanvraag van eiser zijn de criteria gehanteerd zoals neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (de Beleidsregels) [1] . Daarnaast is het specifieke screeningsprofiel ‘gezondheidszorg; welzijn van mens en dier’ van toepassing verklaard. Verweerder heeft aan zijn afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) de volgende relevante justitiële gegevens zijn geregistreerd: een zedendelict wegens ontucht met misbruik van gezag. Eiser heeft specialistische jeugd- en opvoedhulp verleend aan jongeren in een zorginstelling, waar hij een seksuele relatie heeft gehad met een minderjarige cliënt. Eisers zaak is op 2 juni 2015 voorwaardelijk geseponeerd met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is geëindigd op 4 juni 2017. Aangezien er zonder tijdsbeperking is gekeken naar gegevens uit het JDS, is er bij de beoordeling ook rekening gehouden met een geweldsdelict uit 2000 en het opiumdelict in 2004 en 2016.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Verweerder voert aan dat er is voldaan aan het objectieve criterium voor het weigeren van een aanvraag. Een begeleider in de zorg is belast met de zorg voor en het welzijn en de veiligheid van (minderjarige) personen. Hierbij kunnen één op één relaties voorkomen, waarbij sprake is van een (tijdelijke) afhankelijkheid. Herhaling van het strafbare feit in de hoedanigheid van begeleider in de zorg kan ertoe leiden dat deze jongeren slachtoffer worden van een zedendelict. Gelet op de afhankelijkheidsrelatie is een belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de functie aangenomen. Vervolgens heeft verweerder de aanvraag van eiser getoetst aan het verscherpt toetsingskader waarbij een VOG alleen wordt afgegeven op basis van het subjectieve criterium als de weigering evident disproportioneel is. Daar is volgens verweerder geen sprake van.
4. In het kader van het objectieve criterium voert eiser aan dat verweerder dit criterium te ruim heeft opgevat. De kans is niet aanwezig dat eiser het strafbare feit nogmaals zal herhalen, omdat hij al jaren niet met justitie in aanraking is gekomen. Hij vormt dan ook geen gevaar voor (minderjarige) personen.
In het kader van het subjectieve criterium betoogt eiser dat het gaat om een voorwaardelijk geseponeerde zaak uit 2013, waarbij het is gebleven bij een verdenking van een zedendelict. Daarnaast was de relatie tussen eiser en het minderjarige kind op vrijwillige basis aangegaan. Zij verbleef niet in de zorginstelling waar eiser werkzaam was, waardoor er sprake is van een relatie die in privésferen is aangegaan. Het tijdsverloop en de ernst van het strafbare feit moeten meer in het voordeel van eiser wegen. Bovendien heeft hij al een VOG gekregen voor de functie van privéchauffeur, terwijl dit sepot ook al stond geregistreerd. Eiser heeft met veel plezier in de zorg gewerkt en de daarvoor de benodigde opleidingen gevolgd. Nadat hij in 2019 slachtoffer is geworden van een steekpartij heeft hij hard moeten werken om zijn leven weer op de rit te krijgen. Het is tijd dat hem de kans wordt geboden om zelf aan het werk te gaan en inkomsten te genereren. Het weigeren van de VOG is op basis van het voornoemde evident disproportioneel en biedt ook binnen het strengere toetsingskader te weinig grond om de VOG te weigeren.
Wat zijn de regels?
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het objectieve criterium
6.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat gelet op de aard van de geregistreerde feiten en het van toepassing zijnde screeningsprofiel aan het objectieve criterium is voldaan. Bij de toepassing van het objectieve criterium wordt onderzocht of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving bestaat. Het zedendelict vormt een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser te maken heeft met één-op-één relaties, waarbij sprake is van een (tijdelijke) afhankelijkheid van minderjarigen. Als begeleider in de zorg is eiser verantwoordelijk voor de veiligheid van deze personen. Dat eiser al lange tijd niet in aanraking is gekomen met justitie, maakt dit niet anders. De beoordeling van het objectieve criterium gaat namelijk niet om de vraag of en hoe aannemelijk het is dat de overtreding nog een keer zal worden gepleegd in de toekomst.
Het subjectieve criterium
7. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt en dat de weigering van de VOG niet evident disproportioneel is. Verweerder heeft bij de beoordeling van het subjectieve criterium alle omstandigheden meegewogen. Ten aanzien van het risico op recidive heeft verweerder kunnen betrekken dat het tijdsverloop vanaf het voorwaardelijk sepot onvoldoende is om het zedendelict niet meer tegen te werpen. Uit de Beleidsregels blijkt dat tot tien jaar na een voorwaardelijk sepot voor een zedendelict als hier aan de orde geen VOG wordt afgegeven. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het strafbare feit in privésferen is begaan. Uit het proces-verbaal blijkt dat eiser een relatie is aangegaan met een minderjarige die zorg verkreeg van de instelling. Dat zij op dat moment niet in de instelling verbleef, doet hier niet aan af. De rechtbank heeft bij zijn beoordeling rekening gehouden met het feit dat eiser via Pluryn Jeugdzorg ook de mogelijkheid heeft om werkzaamheden te verrichten in de zorgsector met andere doelgroepen zoals bijvoorbeeld ex-gedetineerden. Hierbij is de kans groot dat de VOG aanvraag mogelijk tot een andere afweging zal leiden, zoals de VOG die eiser heeft verkregen voor de functie als taxichauffeur. Een nieuwe aanvraag voor een VOG wordt dan beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van dat moment en die functie. Dat eiser zich afdoende gestraft acht door de verloren jaren waarin hij niet kon werken, en waarvan de gevolgen voor hem en zijn gezin groot waren, is invoelbaar. Verweerder heeft zich echter in redelijkheid op het standpunt gesteld dat afgifte van een VOG moet worden geweigerd.
8.
Het beroep is ongegrond.
9.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 28
Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
[…]
Beleidsregels VOG-NP-RP 2018
Paragraaf 3.1. Terugkijktermijn
Ten aanzien van de periodes waarover wordt teruggekeken wordt een onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin de terugkijktermijn niet in duur wordt beperkt en gevallen waarin de terugkijktermijn wel in duur wordt beperkt.
Terugkijktermijn niet in duur beperkt
In de navolgende gevallen wordt de terugkijktermijn niet in duur beperkt:
Indien het justitiële gegevens betreft over misdrijven tegen de zeden zoals opgenomen in de artikelen 240b tot en met 250 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 250a tot en met 250ter (oud) en/of artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de gedraging het dwingen of bewegen tot prostitutie betreft en/of artikel 140 van het Wetboek van Militair Strafrecht, voor zover de gedraging een zedendelict betreft. In het navolgende zal in dit verband worden gesproken over zedendelicten zoals bedoeld in deze beleidsregels.
[…]
Paragraaf 3.2 Het objectieve criterium
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
1. justitiële gegevens (strafbaar feit);
2. indien herhaald;
3. risico voor de samenleving en
4. een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.
[..]
Paragraaf 3.3. Het subjectieve criterium
Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.
Voor de toepassing van het subjectieve criterium wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds aanvragen waarop het reguliere beoordelingskader van toepassing is (zie paragraaf 3.3.1) en anderzijds aanvragen waarop het verscherpte toetsingskader van paragraaf 3.3.2 van toepassing is (zie paragraaf 3.3.2).
Paragraaf 3.3.2. Subjectief criterium – misdrijven tegen de zeden in combinatie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie of specifieke locatie.
Bij misdrijven tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels bestaat slechts zeer beperkte ruimte om op basis van het subjectieve criterium alsnog over te gaan tot de afgifte van een VOG wanneer sprake is van een functie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie en een belemmering wordt aangenomen voor een behoorlijke uitoefening van de taak of bezigheid. Dit geldt ook wanneer op grond van de locatie, vanwege de aanwezigheid van kwetsbare personen een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie wordt aangenomen. In de hieronder genoemde gevallen geldt een verscherpt toetsingskader waarin als uitgangspunt wordt genomen dat de VOG wordt geweigerd.
[..]
3. Met betrekking tot de aanvrager is in de tien jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels:
− een veroordeling uitgesproken inhoudende de oplegging van een andere straf dan een gevangenisstraf of taakstraf, schuldigverklaring zonder strafoplegging, of is
− een door het Openbaar Ministerie aangeboden transactie geaccepteerd, of
− een strafzaak voorwaardelijk geseponeerd.
De VOG kan in deze gevallen enkel worden afgegeven indien de weigering van de VOG evident disproportioneel is. Of de weigering evident disproportioneel is, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.

Voetnoten

1.de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (Stcrt. 1 december 2017, nr. 68620).