Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2021 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
Op 17 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de weigering van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakopbouw door eisers, die aan de [adres] [huisnummer 1] in [plaats] wonen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag onvoldoende gemotiveerd was. Eisers hadden op 3 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, die op 29 maart 2019 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eisers ongegrond bij besluit van 22 oktober 2019. Tijdens de zitting op 17 augustus 2021 werd duidelijk dat de afwijzing voornamelijk was gebaseerd op een negatief welstandsadvies en de stelling dat de dakopbouw in strijd was met de regels van de ruimtelijke ordening.
De rechtbank constateerde dat de motivering van het college niet voldeed aan de eisen van de wet. De rechtbank wees erop dat het college niet voldoende had onderbouwd waarom de dakopbouw afbreuk zou doen aan de ensemblewaarde van het bouwblok. Bovendien was het college niet ingegaan op de mogelijkheid om met toepassing van de kruimelgevallenregeling af te wijken van het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat eisers niet in de gelegenheid waren gesteld om hun bouwplan mondeling toe te lichten bij de welstandscommissie, wat ook een gebrek in de procedure vormde.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eisers gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers.