ECLI:NL:RBDHA:2021:10240
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van opleidingskosten voor militairen en de toepassing van artikel 16 AMAR
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een kapitein bij de landmacht en de minister van Defensie over de vergoeding van opleidingskosten. De eiser, die in 2018 een Master of Science in Management aan de Nyenrode Universiteit had afgerond, verzocht om vergoeding van € 37.500,- voor de gemaakte opleidingskosten. Het primaire besluit van de minister om deze kosten niet te vergoeden werd in een later besluit deels herroepen, waarbij de minister besloot om € 14.400,- te vergoeden. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, omdat hij vond dat hij recht had op volledige vergoeding op basis van artikel 16 van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR).
De rechtbank oordeelde dat eiser niet voorafgaand aan de opleiding een aanvraag had ingediend voor vergoeding, waardoor artikel 16 AMAR niet van toepassing was. De rechtbank stelde vast dat de minister in redelijkheid tot het bedrag van € 14.400,- had kunnen komen, en dat de argumenten van eiser over gelijke gevallen en de uitvoeringspraktijk niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van aanvragen voor opleidingsvergoedingen voorafgaand aan de opleiding en de noodzaak om aan de voorwaarden van het AMAR te voldoen.