ECLI:NL:RBDHA:2021:10240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van opleidingskosten voor militairen en de toepassing van artikel 16 AMAR

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een kapitein bij de landmacht en de minister van Defensie over de vergoeding van opleidingskosten. De eiser, die in 2018 een Master of Science in Management aan de Nyenrode Universiteit had afgerond, verzocht om vergoeding van € 37.500,- voor de gemaakte opleidingskosten. Het primaire besluit van de minister om deze kosten niet te vergoeden werd in een later besluit deels herroepen, waarbij de minister besloot om € 14.400,- te vergoeden. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, omdat hij vond dat hij recht had op volledige vergoeding op basis van artikel 16 van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR).

De rechtbank oordeelde dat eiser niet voorafgaand aan de opleiding een aanvraag had ingediend voor vergoeding, waardoor artikel 16 AMAR niet van toepassing was. De rechtbank stelde vast dat de minister in redelijkheid tot het bedrag van € 14.400,- had kunnen komen, en dat de argumenten van eiser over gelijke gevallen en de uitvoeringspraktijk niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van aanvragen voor opleidingsvergoedingen voorafgaand aan de opleiding en de noodzaak om aan de voorwaarden van het AMAR te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3555

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. K.K.A. Aaron-de Bies),
en
de minister van Defensie (voorheen de staatssecretaris), verweerder
(gemachtigde: mr. drs. A. Verkroost).

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek om vergoeding van de kosten van de door hem gevolgde opleiding afgewezen.
Bij besluit van 7 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiser alsnog een bedrag van € 14.400,- wordt vergoed.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij e-mail van 11 augustus 2021 een aanvullend stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2021, door middel van een skype-verbinding.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is kapitein bij de landmacht. Hij heeft op 14 december 2018 de parttime Master of Science in Management aan de Nyenrode universiteit afgerond. Eiser verzoekt verweerder om de daarvoor gemaakte kosten van € 37.500,- te vergoeden.
Wat heeft verweerder besloten?
2 Verweerder heeft het verzoek in het primaire besluit afgewezen omdat niet is onderbouwd dat de opleiding direct leidt tot een verbreding van eisers loopbaanmogelijkheden. Daarmee wordt niet voldaan aan het vereiste van artikel 16 van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR). Daarnaast vereist dat artikel ook een toewijzing voorafgaand aan de start van de opleiding. Tot slot heeft eiser al twee opleidingen genoten op kosten van verweerder.
In het bestreden besluit komt verweerder terug op zijn oordeel dat niet onderbouwd is dat de opleiding een verbreding van eisers loopbaanmogelijkheden oplevert. Daarnaast erkent verweerder dat, hoewel dit niet in lijn is met artikel 16 van het AMAR, het feitelijk wel voor komt dat militairen achteraf worden aangewezen voor een opleiding om zo de kosten vergoed te krijgen. Er moet gekeken worden hoe deze uitvoeringspraktijk teruggedraaid kan worden.
Vervolgens gaat verweerder over tot een beoordeling van eisers verzoek, als ware dat wel voorafgaand aan de opleiding ingediend. Door middel van een vergelijk van de opleidingskosten bij andere instellingen komt verweerder uit op een gemiddeld bedrag van
€ 14.400 dat voor een opleiding als die van eiser vergoed wordt.
Wat vindt eiser in beroep?
3 Eiser is van mening dat de gemaakte kosten volledig vergoed moeten worden. Artikel 16 van het AMAR laat geen ruimte voor een gedeeltelijke vergoeding van de kosten.
Dat verweerder de ontstane uitvoeringspraktijk rondom artikel 16 van het AMAR wenst te veranderen is niet relevant voor eiser. Verweerder heeft voor zover eiser weet nog geen stappen ondernomen in die richting. Ook de omstandigheid dat eiser al een vergoeding voor andere opleidingen heeft gekregen is geen onderdeel van de toets van artikel 16 van het AMAR. Uit de jurisprudentie volgt dat altijd wordt overgegaan tot de volledige vergoeding van de gemaakte kosten.
Eiser wijst op twee zaken van collega’s waarbij verweerder wel is overgegaan tot volledige vergoeding van de kosten, na afloop van een opleiding.
Tot slot voert eiser aan dat de drie door verweerder genoemde onderwijsinstellingen niet dezelfde opleiding als die door eiser gevolgd aanbieden. De vergelijking die verweerder gemaakt heeft voldoet ook niet aan het zorgvuldigheidsvereiste.
Wat zijn de regels?
4 De relevante regels staan in de bijlage, die bij de uitspraak hoort.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Artikel 16 van het AMAR
5 De rechtbank stelt vast dat eiser niet voorafgaande aan zijn opleiding bij verweerder een aanvraag gedaan heeft om te worden vergoed in de kosten van de opleiding. Daarmee is artikel 16 van het AMAR niet van toepassing op eiser. Hoewel verweerder ter zitting heeft toegelicht dat er omstandigheden mogelijk zijn waarbij een vergoeding van de kosten achteraf wel kan worden toegestaan, is de rechtbank niet gebleken dat deze omstandigheden aan de orde zijn bij eiser.
Het feit dat er een onrechtmatige uitvoeringspraktijk is ontstaan waarbij ook wel werd overgegaan tot het achteraf vergoeden van opleidingskosten zonder dat de omstandigheden daartoe noopten, maakt niet dat artikel 16 van het AMAR toch van toepassing is op eiser. Zoals door verweerder in het verweerschrift al aangevoerd is er met de Nota Uitvoeringspraktijk opleidingsaanspraken AMAR en BARD van 16 maart 2021 aandacht gekomen voor deze ongewenste praktijk en wordt deze aangepakt.
Ter zitting is door verweerder desgevraagd aangegeven dat er voor gekozen is om op grond van artikel 115 van het AMAR aan eiser een evenredig deel van de gemaakte kosten te vergoeden, omdat de beoordeling van eisers aanvraag precies valt in de periode dat er aandacht is voor de onrechtmatige uitvoeringspraktijk. In het bestreden besluit is toegelicht hoe is gekomen tot het bedrag van € 14.400. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot dit bedrag heeft kunnen komen.
Eisers betoog dat een gedeeltelijke vergoeding van de kosten niet mogelijk is op grond van artikel 16 van het AMAR slaagt niet, aangezien artikel 16 van het AMAR niet van toepassing is op eiser.
Dat eiser wel een volledige vergoeding van de door hem gemaakte reiskosten voor de opleiding vergoed heeft gekregen, voor een bedrag van € 13.162,- komt omdat er een administratieve fout is gemaakt, aldus door verweerder uitgelegd ter zitting. De fout is inmiddels onder de aandacht gebracht bij het bevoegd gezag. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit verwarrend is, kan deze gemaakte fout er niet toe leiden dat ook eisers opleidingskosten vergoed dienen te worden.
Gelijkheidsbeginsel
6 Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht waarom geen sprake was van gelijke gevallen. Dit is door eiser in de gronden van het beroep ook niet weersproken. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat sprake is van gelijke gevallen. Met de informatie zoals die nu door eiser is aangedragen is dat onvoldoende inzichtelijk gemaakt.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE

Algemeen militair ambtenarenreglement

Artikel 16 Opleidingen in het kader van de persoonlijke ontwikkeling
1. De militair wordt op zijn aanvraag door Onze Minister aangewezen voor een opleiding die ziet op zijn persoonlijke ontwikkeling ten behoeve van de verbreding van zijn loopbaanmogelijkheden binnen Defensie. De aanvraag gaat vergezeld van een advies van de employabilitybegeleider.
2 Onze Minister vergoedt de aan een opleiding in het kader van de persoonlijke ontwikkeling verbonden noodzakelijke kosten, die voor rekening van de militair komen.
3 Wanneer de opleiding dan wel de noodzakelijke voorbereiding daarop plaatsvindt tijdens de arbeidstijd van de militair, wordt hij door Onze Minister hiervoor vrijgesteld van arbeid. Indien zwaarwegende redenen van dienstbelang dit noodzakelijk maken, kan de vrijstelling van arbeid door Onze Minister tijdelijk worden opgeheven.
Artikel 115 Schadeloosstelling
Onze Minister kan de militair naar billijkheid schadeloos stellen voor schaden anders dan bedoeld in artikel 26 van het Inkomstenbesluit militairen en is bevoegd hieromtrent voor groepen van militairen regels te geven.