In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.J. Schenkman, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 17 augustus 2021, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag.
Tijdens de zitting op 1 september 2021, waar de zaak samen met een andere zaak (NL21.13313) werd behandeld, is verzoeker niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. M.A.M. Janssen, wel aanwezig was via een skype-verbinding. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar de uitspraak in de andere zaak, waarin het beroep van verzoeker werd behandeld. Op basis van deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 september 2021 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.