ECLI:NL:RBDHA:2021:10209

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
AWB 21/2109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel 'arbeid als zelfstandige'. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er griffierechten van € 181,- verschuldigd waren voor de indiening van het beroepschrift. Eiser is schriftelijk gewezen op deze verplichting en heeft een herinnering ontvangen dat het griffierecht binnen vier weken betaald diende te worden. Ondanks deze waarschuwingen heeft eiser het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de betaling van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenverdeling, en de rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aan te tekenen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/2109

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen. Bij besluit van 19 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar hiertegen niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb wordt van de indiener van het beroepschrift griffierecht geheven. Voor eiser is het griffierecht vastgesteld op € 181,-.
2. De griffier stelt een termijn voor betaling van het griffierecht. Als binnen deze termijn geen betaling heeft plaatsgevonden, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest [1] .
3. Eiser is op 13 april 2021 schriftelijk gewezen op deze verplichting. Bij aangetekende brief van 12 mei 2021 is eiser eraan herinnerd dat hij nog niet had voldaan aan de uitnodiging om het griffierecht te betalen en is verder meegedeeld dat het griffierecht binnen vier weken diende te zijn overgemaakt. Eiser is er in die brief tevens op gewezen dat bij niet (tijdige) betaling hij het risico loopt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. Uit informatie van PostNL blijkt dat op 15 mei 2021 de aangetekende brief door eiser in ontvangst is genomen.
5. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit niet aan eiser is toe te rekenen.
6. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenverdeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, op 13 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Dit volgt uit het vierde, vijfde en zesde lid, van artikel 8:41 van de Awb.