ECLI:NL:RBDHA:2021:10206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
21/2106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met als doel arbeid als zelfstandige had ingediend, kreeg te maken met een afwijzing van deze aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bezwaar dat eiser tegen deze afwijzing had ingediend, werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht moet betalen. De griffier heeft eiser een nota gestuurd op 13 april 2021, met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Eiser heeft echter het griffierecht niet binnen deze termijn betaald, noch heeft hij een verschoonbare reden opgegeven voor dit verzuim.

Op 12 mei 2021 heeft de griffie een herinnering tot betaling verstuurd, maar ook hierop heeft eiser niet gereageerd door het griffierecht tijdig te betalen. Gezien het feit dat het griffierecht niet is betaald, heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van het beroep kunnen maken en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/2106
V-nummer: [Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam],

eiser
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 23 oktober 2020 voor een verblijfsvergunning regulier met als doel arbeid als zelfstandige afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 19 mei 2021 (het bestreden besluit) niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffie heeft op 13 april 2021 een nota verstuurd aan het adres van eiser, waarmee eiser in de gelegenheid is gesteld het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van die brief te betalen. Het griffierecht is niet binnen deze termijn betaald.
Vervolgens is aan het adres van eiser op 12 mei 2021 een herinnering tot betaling van het griffierecht verstuurd. Hiermee is eiser opnieuw in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken het griffierecht te betalen.
De rechtbank heeft het griffierecht niet binnen voornoemde termijn ontvangen. Eiser heeft geen verschoonbare reden gegeven voor dit verzuim.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Voor een proceskostenveroordeling is bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.A. Meinert, griffier, op 13 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.