ECLI:NL:RBDHA:2021:10204
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake terugkeerbesluit voor minderjarige vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een terugkeerbesluit dat aan een eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die op 7 oktober 2019 een asielaanvraag indiende, kreeg op 6 februari 2020 te horen dat zijn aanvraag kennelijk ongegrond was. Na een reeks van juridische procedures, waaronder een ongegrond verklaard beroep en hoger beroep, bereikte de eiser op 7 mei 2021 de meerderjarige leeftijd. Op 29 juni 2021 werd hem een nieuw terugkeerbesluit opgelegd, nadat het eerdere besluit van 6 februari 2020 was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat het nieuwe besluit in strijd was met het arrest TQ van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat vereist dat er adequaat onderzoek wordt gedaan naar de opvangmogelijkheden in het land van terugkeer, vooral voor minderjarigen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris had nagelaten om de situatie van de eiser als minderjarige grondig te onderzoeken voordat het terugkeerbesluit werd genomen. Hierdoor verkeerde de eiser in een onzekere juridische status gedurende zijn minderjarigheid. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde de Staatssecretaris in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.496,-.