ECLI:NL:RBDHA:2021:10136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
FT RK 21/628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverklaring van een onderneming met meerdere schuldeisers en onbetaalde vorderingen

Op 7 september 2021 heeft de Rechtbank Den Haag een verzoek tot faillietverklaring behandeld van een onderneming, ingediend door drie stichtingen. De verzoeksters, waaronder de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, stelden dat de verweerster, een onderneming die in Suriname is geboren en in Nederland is gevestigd, in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. De verzoeksters gaven aan dat er meerdere onbetaalde vorderingen zijn, waaronder een aanzienlijke vordering van bijna € 42.000,- van verzoekster sub 1. Daarnaast is er conservatoir beslag gelegd op de woning van de verweerster en haar partner, en zijn er meerdere leaseauto's op naam van de verweerster geregistreerd.

De verweerster heeft erkend dat de vorderingen van verzoeksters sub 2 en 3 zijn voldaan, maar betwist dat zij in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen. De advocaat van de verweerster stelde voor om de vordering van verzoekster sub 1 middels een betalingsregeling te voldoen, maar verzoekster sub 1 weigerde dit aanbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van verzoekster sub 1 al geruime tijd onbetaald is gebleven en dat er sprake is van meerdere schuldeisers, wat de toestand van de verweerster bevestigt.

De rechtbank oordeelde dat de verweerster onvoldoende heeft aangetoond dat zij in staat is om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen. Gezien de omstandigheden, waaronder de hypotheek op de woning en de leasecontracten van de voertuigen, heeft de rechtbank besloten dat het faillissement van de verweerster dient te worden uitgesproken. De rechtbank benoemde mr. D.J.Q. Oostenbroek tot curator en mr. A.C.M. Höppener tot rechter-commissaris. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer : C/09/615336 / FT RK 21/628
insolventienummer: C/09/21/138 F
uitspraakdatum : 7 september 2021
1. de stichting
STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK,
gevestigd en kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
2. de stichting
STICHTING FONDS VOOR HET MOTORVOERTUIGENBEDRIJF EN HET TWEEWIELERBEDRIJF,
gevestigd en kantoorhoudende te Houten,
3. de stichting
STICHTING PRIVATE AANVULLING WW EN WGA METAAL EN TECHNIEK,
gevestigd en kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
verzoeksters,
advocaat: mr. E.T. van den Hout,
hebben een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van:
[verweerster],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (Suriname),
woonadres: [postcode, woonplaats en adres],
handelend onder de naam [X],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [00000000],
vestigingsadres: [postcode, vestigingsplaats en adres],
verweerster.
Op 7 september 2021 is het verzoek in raadkamer behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- mr. G. Janssen namens verzoeksters;
- verweerster vergezeld door mr. R.S. Sewdajal.
Bevoegdheid
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Standpunt verzoeksters
Verzoeksters hebben het faillissement van verweerster aangevraagd stellende dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen, omdat zij meerdere vorderingen onbetaald laat. De vordering van verzoekster sub 1 van bijna € 42.000,- is onbetaald gebleven. Daarnaast is er is door de officier van justitie conservatoir beslag op de woning van verweerster en haar partner gelegd, rust een hypotheek op deze woning en heeft verweerster meerdere voertuigen op naam staan, waarop ook beslag is gelegd.
Standpunt verweerster
Verweerster heeft bij monde van haar advocaat verklaard dat correct is dat de vorderingen van verzoeksters sub 2 en 3 zijn voldaan. Verweerster is bereid de vordering van verzoekster sub 1 door middel van een betalingsregeling te voldoen, maar hier heeft verzoekster sub 1 geen oren naar. Gelet hierop en de aard van de hypotheek op de woning en kosten van de (lease)auto’s, die zij als vaste lasten beschouwt, betwist verweerster dat zij in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen. Het conservatoir beslag ziet op een lopend strafrechtelijk proces tegen de partner van verweerster en niet op verweerster zelf. Er is geen vordering van de officier van justitie op verweerster.
Beoordeling
Buiten discussie staat dat de vorderingen van verzoekster sub 2 en 3 op verweerster in aanloop naar de zitting zijn voldaan. Ook staat vast dat verzoekster sub 1 een aanzienlijke vordering op verweerster heeft en dat deze niet door verweerster is voldaan. Ook zijn er op deze vordering in de afgelopen periode door verweerster geen deelbetalingen gedaan. Daarnaast is sprake van een hypotheek op de (gezamenlijke) woning van verweerster en uit het overgelegde overzicht van het RDW blijkt dat bij drie van de voertuigen die verweerster op haar naam heeft staan, het om leaseauto’s gaat, waaraan leasecontracten zijn verbonden. Hiermee staat het bestaan van meerdere schuldeisers vast. Of beslag op deze en/of andere voertuigen is gelegd, is niet relevant.
De stelling van verzoekster sub 1 dat verweerster in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen, heeft verweerster onvoldoende gemotiveerd betwist. Zelfs als aan de betalingsverplichting van de hypotheek en de leaseauto’s kan worden voldaan, blijft de vordering van verzoekster sub 1 al geruime tijd onbetaald en kan zij deze vordering kennelijk niet binnen afzienbare termijn betalen. De omstandigheid dat verzoekster sub 1 niet wil meewerken aan het laatste aanbod van verweerster om de vordering in minimaal 8 termijnen te voldoen, doet aan het voorgaande niet af. Verzoekster sub 1 blijft bij haar verzoek.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het faillissement dient te worden uitgesproken en zal daartoe overgaan.
BESLISSING
De rechtbank:
  • verklaart [verweerster], voornoemd, in staat van faillissement;
  • verstaat dat deze insolventieprocedure een hoofdinsolventieprocedure is als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO);
  • benoemt tot rechter-commissaris mr. A.C.M. Höppener
en stelt aan als curator mr. D.J.Q. Oostenbroek, advocaat te 's-Gravenhage;
  • geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Gewezen door mr. H.J. van Harten, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2021 om 15:00 uur, in tegenwoordigheid van C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.