Team Insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer : C/09/615336 / FT RK 21/628
insolventienummer: C/09/21/138 F
uitspraakdatum : 7 september 2021
STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK,
gevestigd en kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
STICHTING FONDS VOOR HET MOTORVOERTUIGENBEDRIJF EN HET TWEEWIELERBEDRIJF,
gevestigd en kantoorhoudende te Houten,
STICHTING PRIVATE AANVULLING WW EN WGA METAAL EN TECHNIEK,
gevestigd en kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
advocaat: mr. E.T. van den Hout,
hebben een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van:
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (Suriname),
woonadres: [postcode, woonplaats en adres],
handelend onder de naam [X],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [00000000],
vestigingsadres: [postcode, vestigingsplaats en adres],
Op 7 september 2021 is het verzoek in raadkamer behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- mr. G. Janssen namens verzoeksters;
- verweerster vergezeld door mr. R.S. Sewdajal.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Verzoeksters hebben het faillissement van verweerster aangevraagd stellende dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen, omdat zij meerdere vorderingen onbetaald laat. De vordering van verzoekster sub 1 van bijna € 42.000,- is onbetaald gebleven. Daarnaast is er is door de officier van justitie conservatoir beslag op de woning van verweerster en haar partner gelegd, rust een hypotheek op deze woning en heeft verweerster meerdere voertuigen op naam staan, waarop ook beslag is gelegd.
Verweerster heeft bij monde van haar advocaat verklaard dat correct is dat de vorderingen van verzoeksters sub 2 en 3 zijn voldaan. Verweerster is bereid de vordering van verzoekster sub 1 door middel van een betalingsregeling te voldoen, maar hier heeft verzoekster sub 1 geen oren naar. Gelet hierop en de aard van de hypotheek op de woning en kosten van de (lease)auto’s, die zij als vaste lasten beschouwt, betwist verweerster dat zij in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen. Het conservatoir beslag ziet op een lopend strafrechtelijk proces tegen de partner van verweerster en niet op verweerster zelf. Er is geen vordering van de officier van justitie op verweerster.
Buiten discussie staat dat de vorderingen van verzoekster sub 2 en 3 op verweerster in aanloop naar de zitting zijn voldaan. Ook staat vast dat verzoekster sub 1 een aanzienlijke vordering op verweerster heeft en dat deze niet door verweerster is voldaan. Ook zijn er op deze vordering in de afgelopen periode door verweerster geen deelbetalingen gedaan. Daarnaast is sprake van een hypotheek op de (gezamenlijke) woning van verweerster en uit het overgelegde overzicht van het RDW blijkt dat bij drie van de voertuigen die verweerster op haar naam heeft staan, het om leaseauto’s gaat, waaraan leasecontracten zijn verbonden. Hiermee staat het bestaan van meerdere schuldeisers vast. Of beslag op deze en/of andere voertuigen is gelegd, is niet relevant.
De stelling van verzoekster sub 1 dat verweerster in de toestand verkeert van hebben opgehouden te betalen, heeft verweerster onvoldoende gemotiveerd betwist. Zelfs als aan de betalingsverplichting van de hypotheek en de leaseauto’s kan worden voldaan, blijft de vordering van verzoekster sub 1 al geruime tijd onbetaald en kan zij deze vordering kennelijk niet binnen afzienbare termijn betalen. De omstandigheid dat verzoekster sub 1 niet wil meewerken aan het laatste aanbod van verweerster om de vordering in minimaal 8 termijnen te voldoen, doet aan het voorgaande niet af. Verzoekster sub 1 blijft bij haar verzoek.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het faillissement dient te worden uitgesproken en zal daartoe overgaan.
- verklaart [verweerster], voornoemd, in staat van faillissement;
- verstaat dat deze insolventieprocedure een hoofdinsolventieprocedure is als bedoeld in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO);
- benoemt tot rechter-commissaris mr. A.C.M. Höppener
en stelt aan als curator mr. D.J.Q. Oostenbroek, advocaat te 's-Gravenhage;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Gewezen door mr. H.J. van Harten, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2021 om 15:00 uur, in tegenwoordigheid van C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.