In deze zaak heeft eiser, een ambtenaar bij de Defensie, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn sollicitatie naar de functie van Hoofd Vaartuigen, die verbonden is aan de rang van luitenant ter zee der tweede klasse. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser niet voldeed aan de ervaringseisen zoals vastgelegd in het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). Volgens artikel 17 van het AMAR dient een ambtenaar ten minste twee jaar een functie in de rang van adjudant te hebben vervuld om in aanmerking te komen voor de functie van Hoofd Vaartuigen. Eiser had op het moment van de vacature slechts één jaar en vier maanden ervaring als adjudant.
De rechtbank heeft de zaak op 21 juli 2021 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigden. Eiser voerde aan dat de afwijzing in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat een andere kandidaat ook niet voldeed aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder terecht had besloten om eiser niet aan te bieden voor de functie, aangezien de andere kandidaat wel voldeed aan de vereiste functieduur.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de sollicitatie rechtmatig was en dat verweerder geen fouten had gemaakt in de toepassing van de regelgeving. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen proceskosten vergoed hoefden te worden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021.