ECLI:NL:RBDHA:2021:10091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
NL20.15216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Russische journalist en de beoordeling van vervolgingsrisico

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 september 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Russische eiser die vreesde voor vervolging door de Russische autoriteiten. De eiser, die in de journalistiek werkzaam was en kritiek had geuit op de autoriteiten, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onduidelijk was geweest over de status van de eiser als journalist en of hij significant kritiek had geleverd op de autoriteiten. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris, omdat deze onvoldoende gemotiveerd was en niet had aangetoond dat de eiser niet tot een risicogroep behoorde. De rechtbank benadrukte dat personen die actief zijn in de journalistiek en kritiek leveren op de autoriteiten met geringe indicaties hun vrees voor vervolging aannemelijk kunnen maken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, waarbij de huidige situatie van de eiser en de risico's bij terugkeer naar Rusland opnieuw beoordeeld moesten worden. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris ook in de proceskosten van de eiser, die op € 1.496,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15216

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Rikken).

ProcesverloopBij besluit van 16 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen als ongegrond (artikel 31 van de Vw).

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 19 april 2021 een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft op 14, 15 en 16 juli 2021 nadere stukken overgelegd. Op 27 juli 2021 zijn nog enkele documenten overgelegd, die de rechtbank bij de beoordeling van het beroep betrekt.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Batalova. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Russische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] Eiser heeft op 27 juni 2019 een asielaanvraag ingediend. Op 6 mei 2020 heeft verweerder een voornemen uitgebracht, waarop eiser heeft gereageerd per brief van 8 juli 2020.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser stelt dat hij in 2017 bij het tv-productiebedrijf RenTV heeft gewerkt maar is ontslagen omdat hij weigerde verder mee te werken aan een met input van de Russische Federale Veiligheidsdienst (FSB) opgezette televisieproductie. Eiser is daarna in beeld gekomen bij de FSB en kon moeilijk aan nieuw werk komen. Eiser is vervolgens lid geworden van een anarchistische chatgroep. Na een aanslag op een FSB kantoor door een lid van deze chatgroep zijn andere leden van de chatgroep opgepakt en gemarteld door de FSB. Eiser vreest ook te worden opgepakt door de FSB. Een maand voor zijn vertrek uit Rusland heeft eiser van zijn broer gehoord dat een buurman gezegd heeft dat er een politieagent is langs geweest op het adres waar eiser staat ingeschreven, maar waar hij niet woont. De agent zou eiser hebben willen spreken over politiek en anarchisme. Daarop is eiser op 26 juni 2019 het land legaal uitgereisd.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • activiteiten en ontslag RenTV;
  • deelname aan anarchistische chatgroep en vrees op basis van
deelname aan deze chatgroep;
- het hebben van een anti-regeringsgezind YouTube-kanaal en vrees
vanwege dit YouTube-kanaal, alsmede toekomstige vrees vanwege zijn
anarchistische ideeën.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de deelname van eiser aan de chatgroep en zijn daarmee samenhangende vrees niet aannemelijk is. Dat eiser een kritisch YouTube-kanaal heeft volgt verweerder. Dat dit kanaal anti-regering of anarchistisch is volgt verweerder niet. De vrees van eiser vanwege zijn YouTube-kanaal alsmede de toekomstige vrees vanwege zijn anarchistische ideeën acht verweerder ook niet aannemelijk. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als ongegrond.
5. Eiser voert in zijn beroepschrift allereerst aan dat hij een doorgestuurd bericht uit de anarchistische chatgroep heeft overgelegd en daarmee afdoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij lid was van de chatgroep. Ook zijn alle verklaringen van eiser over het gebruik van de alias in de chatgroep, dat hij eerst geen alias gebruikte en later wel, logisch en consistent. Verder vormen bijlagen 1 en 2 bij de zienswijze een inhoudelijke reactie op het voornemen en deze herhalen dus niet slechts de eerdere verklaringen van eiser. Nu verweerder de bijlagen niet bij het besluit heeft betrokken, is er sprake van een onzorgvuldig voorbereid besluit. Voorts dient het onderzoek dat verweerder naar de chatkanalen heeft uitgevoerd aan het dossier te worden toegevoegd om de equality of arms te waarborgen. Ook kon eiser niet uitgebreider verklaren over het bezoek van de politie aan het adres waar hij staat ingeschreven, hetgeen hij volgens verweerder had behoren te doen, omdat eisers broer daarover niet meer informatie had. Verder is eiser inmiddels bekend geraakt en wordt hij veelvuldig geciteerd in de Russische- en internationale media. Eiser heeft zijn kritiek op de Russische autoriteiten en informatie over de werkwijze van de FSB openlijk geuit. Eiser loopt vanwege deze media-aandacht groot gevaar, zo volgt uit de landeninformatie waarin staat dat de positie van journalisten precair is en het enkele uiten van kritiek op de Russische autoriteiten al voldoende is om de negatieve aandacht van de Russische autoriteiten op zich gevestigd te zien. Journalisten worden als risicogroep beschouwd, maar zo heeft verweerder eisers aanvraag niet beoordeeld, waarmee er sprake is van een motiveringsgebrek. Tot slot heeft eiser geen termijn gekregen voor het overleggen van de vertaling van door hem overgelegde stukken. Het besluit is daarmee in strijd met werkinstructie 2020/5 tot stand gekomen. Dat eiser gehoord is door verweerder, zoals aangevoerd door verweerder, doet hier niet aan af. In de werkinstructie is immers niet vermeld dat deze bepaling niet geldt indien de vreemdeling gehoord is door verweerder.
6. Verweerder stelt in het verweerschrift dat eiser zijn gestelde vrees voor de Russische autoriteiten niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft de asielaanvraag derhalve op grond van artikel 31 eerste lid van de Vw terecht ongegrond verklaard. Uit eigen onderzoek van verweerder volgt dat de door eiser overgelegde documenten niet te herleiden zijn naar de chatgroep. Uit het screenshot in bijlage 4 van het nader gehoor blijkt niet dat eiser lid is geweest van de anarchistische chatgroep nu er geen chatnaam te zien is. Ook blijft het vreemd dat eiser niet in eerste instantie een alias heeft gebruikt in de chatgroep nu hij jarenlange ervaring heeft in de media, hij kennis heeft van de werkwijze van de FSB en in de omschrijving van de chat stond dat deelnemers anoniem dienden te blijven. Uit het onderzoek van verweerder volgt dat terecht is overwogen dat bijlagen 1 en 2 bij de zienswijze geen andere inzichten geven over het lid zijn van de anarchistische chatgroep. Niet is gebleken dat eiser lid is geweest van de betreffende anarchistische chatgroep. Van dit onderzoek, wat geen specialistenonderzoek is, hoeft verweerder geen afschrift te overleggen. Verder heeft eiser vaag en summier verklaard over het bezoek van de politie dat volgens eiser de aanleiding is geweest voor zijn vertrek. Uit het onderzoek volgt ook dat eiser een YouTube-kanaal heeft met één volger waarin hij voor het laatst in maart 2018 een anarchistische tekst heeft gepost. Er is niet gebleken van significant geleverde kritiek op het regeringsbeleid op het YouTube-kanaal van eiser. Eiser valt derhalve niet in de risicogroep beschreven in paragraaf C7/24.3.2. van de Vreemdelingencirculaire. Eiser heeft bovendien nooit problemen ondervonden vanwege het YouTube-kanaal sinds de oprichting in 2017. Gelet op het voorgaande acht verweerder eisers vrees voor de autoriteiten vanwege het YouTube-kanaal niet aannemelijk. Derhalve heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar de Rusland heeft te vrezen voor schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook het feit dat eiser legaal is uitgereisd doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen van eiser met de autoriteiten zodat ook hierin geen aanleiding kan worden gezien voor een vrees van schending van artikel 3 EVRM. Tot slot is eiser ruim in de gelegenheid gesteld om vertalingen van door hem overgelegde stukken te overleggen, hetgeen eiser tot heden niet heeft gedaan.
7. Eiser heeft na het verweerschrift stukken nagestuurd, waaronder een beleidswijziging ten aanzien van Rusland van 23 juni 2021, verschillende interviews van eiser, een overzicht van politieke activiteiten van eiser in Nederland, een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem (zaaknummer NL20.18761), een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 14 juli 2021, vertalingen van bedreigingen en een interview, een selectie van het aantal viewers van de artikelen van eiser en een foto van eiser met de eigenaar en bedenker van de chatgroep.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. In paragraaf C7/24.3.2. van de Vreemdelingencirculaire wordt onder meer als risicogroep aangemerkt:
- politieke activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significant kritiek leveren op de autoriteiten.
10. Zoals volgt uit pagina 2 van de door eiser overgelegde brief over het landenbeleid van de Russische Federatie van 23 juni 2021 kunnen personen die tot een risicogroep behoren met geringe individuele indicaties hun vrees voor vervolging aannemelijk maken. Geringe indicaties zijn problemen die op de persoon zijn gericht en die verband houden met een van de vervolgingsgronden van het Vluchtelingenverdrag. Dit betekent concreet dat een persoon die actief is in de journalistiek en die daarbij significant kritiek levert op de autoriteiten reeds met geringe indicaties aannemelijk kan maken dat de problemen die hij daardoor heeft ondervonden leiden tot een gegronde vrees voor vervolging.
Personen die actief zijn in de journalistiek
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onduidelijk is geweest op het punt of eiser gezien moet worden als een persoon die actief is in de journalistiek, zodat het ook de vraag is welk beoordelingskader verweerder heeft gehanteerd en – in het verlengde daarvan – of dat juist is. Verweerder heeft ter zitting erkend dat in het verweerschrift de suggestie wordt gewekt dat verweerder eiser wel ziet als journalist. Ter zitting heeft verweerder echter benadrukt dat hij er niet van uitgaat dat eiser een journalist of politiek activist is. Dat verweerder ter zitting stelt dat dit vraagstuk in het bestreden besluit door verweerder is meegenomen bij de bespreking van het YouTube-kanaal, volgt de rechtbank niet. Of eiser wordt beschouwd als journalist, althans als actief in de journalistiek, is immers niet als zodanig benoemd in het bestreden besluit. Ook is ter zitting niet gebleken dat de door eiser na het verweerschrift nagezonden stukken zijn meegenomen bij de beoordeling van de vraag of eiser moet worden gezien als een persoon die actief is in de journalistiek. Op dit punt is het besluit dus onvoldoende gemotiveerd.
Significant kritiek leveren op de autoriteiten
12. Tussen partijen is in geschil of eiser significant kritiek heeft geleverd op de autoriteiten. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd haar beleid toegelicht en gesteld dat de vraag of er sprake is van significante kritiek moet worden beoordeeld door te kijken naar 1) de aard en inhoud van de kritiek, 2) het bereik van de kritiek, en 3) de impact van de kritiek. Indien de kritiek van algemene aard is, wordt dit minder snel als significant beoordeeld. Indien kritiek een groter bereik heeft dan wordt dit eerder gezien als significante kritiek, omdat dit eerder aanleiding zal geven tot een (negatieve) reactie. Voor wat betreft de impact neemt verweerder aan dat kritiek eerder significant is indien een persoon de mogelijkheid heeft om de bevolking te mobiliseren. Deze punten stelt verweerder in onderlinge samenhang te bezien.
13. Niet gebleken is echter dat verweerder het hiervoor door verweerder omschreven beoordelingskader afdoende heeft toegepast in het licht van de door eiser na het verweerschrift nagezonden stukken. Zoals eiser ter zitting ook heeft benadrukt, heeft hij namelijk interviews gegeven aan nieuwszenders met een groot bereik, nationaal en internationaal. Ter zitting is door verweerder terecht opgemerkt dat eiser in de media vooral wordt geciteerd als scenarioschrijver en niet als journalist, hij veelal vertelt over zijn werkzaamheden en dat wat eiser vertelt over de FSB slechts bevestigt hoe de situatie is. Dit maakt echter nog niet dat dit qua aard en inhoud niet als kritiek kan worden aangeduid, geen groot bereik heeft of geen grote impact zou kunnen hebben. Ook wordt niet duidelijk hoe dit in onderlinge samenhang moet worden bezien en welke afwegingen verweerder daartoe maakt. De opmerking van verweerder ter zitting dat het een feit van algemene bekendheid is dat er in Rusland weinig ruimte is voor kritische geluiden onderbouwt ook geenszins dat er geen sprake zou zijn van significant kritiek leveren. Het is immers ook denkbaar dat er juist eerder sprake is van significant kritiek leveren in een omgeving waar weinig ruimte is voor kritische geluiden. Tevens acht de rechtbank het onduidelijk, gezien het door verweerder vermelde beoordelingskader, of verweerder slechts toetst of de kritiek moet worden aangemerkt als significant en er alleen daardoor sprake kan zijn van ‘significant kritiek leveren op de autoriteiten’, of dat verweerder daartoe ook kijkt naar de hoeveelheid (wellicht op zichzelf niet significante) kritiek. Wellicht is het immers ook mogelijk dat er bij een significante hoeveelheid niet significante kritiek toch sprake is van ‘significant kritiek leveren op de autoriteiten’. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder eveneens onduidelijk is geweest op het punt of eiser significant kritiek heeft geleverd op de autoriteiten. Ook op dit punt verdient het besluit een nadere motivering.
Conclusie
14. De beroepsgrond van eiser slaagt. Vanwege de onduidelijke en incomplete motivering kan het bestreden besluit niet in stand blijven en zal dit worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht.
15. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij verweerder naar de stand van nu beoordeelt of eiser behoort tot een risicogroep, en zo ja, bij terugkeer naar Rusland gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging vanwege geringe indicaties.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B.H. Hebbink, rechter, in aanwezigheid van C. van Osch, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 7 september 2021
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.