ECLI:NL:RBDHA:2021:10084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
C/09/540976 / FA RK 17-7737
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling na mislukte trajecten

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 september 2021, is het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met zijn kind afgewezen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de ouders, na twee mislukte trajecten bij Cardea, niet in staat zijn gebleken om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Dit gebrek aan communicatie en de onderlinge spanningen tussen de ouders vormen een te groot risico voor het welzijn van het kind, dat hierdoor klem of verloren kan raken tussen de ouders. De rechtbank heeft het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om de behandeling van de omgangsregeling voor zes maanden aan te houden, niet gevolgd. De rechtbank oordeelt dat, gezien de langdurige problemen en het gebrek aan vooruitgang in de relatie tussen de ouders, het niet in het belang van het kind is om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft de ouders de mogelijkheid geboden om hulpverlening in te schakelen, maar gezien de eerdere ervaringen met hulpverlening en de afwezigheid van positieve veranderingen, is besloten om het verzoek van de vader af te wijzen. De beschikking benadrukt het belang van een stabiele basis voor het kind en de noodzaak van verdere hulpverlening voor zowel de ouders als het kind.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 17-7737
Zaaknummer: C/09/540976
Datum beschikking: 15 september 2021

Gezag, omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 9 oktober 2017 ingekomen verzoek van:

[Y]

de vader,
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2]
advocaat: mr. S.J. Hasselaar-Veltkamp te Waddinxveen.

Procedure

Bij beschikking van 22 oktober 2018 van deze rechtbank zijn de ouders verwezen naar Cardea voor het opnieuw volgen van het traject Omgangsbegeleiding. Iedere verdere beslissing over het gezag en de omgang is aangehouden in afwachting van het verloop van dit traject.
Bij beschikking van 9 november 2020 van deze rechtbank is een beslissing over het gezag en de omgang (opnieuw) aangehouden en is de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage
(de Raad) van 20 mei 2021, kenmerk [nr.]
- het F9-formulier van 31 mei 2021 namens de moeder.
De moeder heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het advies van de Raad en geen behoefte te hebben aan een nadere zitting. De vader heeft op diverse (telefonische) verzoeken van de rechtbank om zich uit te laten niet gereageerd. Gelet hierop is de zaak verder schriftelijk afgedaan.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikkingen is overwogen en beslist.
Gezag
De rechtbank is, in navolging van het advies van de Raad, van oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige] is dat de ouders het gezamenlijk gezag over hem uitoefenen. De ouders zijn, zo blijkt uit het raadsrapport, niet in staat om met elkaar te communiceren of om in gezamenlijk overleg beslissingen te nemen over [minderjarige] , wat bij gezamenlijke gezagsuitoefening wel noodzakelijk is. Niet alleen ontbreekt op dit moment de basale vorm van communicatie tussen de ouders, maar het is vooral de spanningen tussen de ouders en het onderlinge wantrouwen dat maakt dat er op dit moment geen basis is om op een goede manier met elkaar te communiceren. Nu de ouders al twee keer hebben deelgenomen aan het traject bij Cardea, maar beide trajecten voortijdig en niet positief zijn afgerond, verwacht de rechtbank ook niet dat hier binnen afzienbare tijd verbetering in zal komen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er een te groot risico is dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders als zij beiden met het gezag worden belast. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afwijzen.
Omgang
De Raad is van mening dat er hulpverlening nodig is voor [minderjarige] , moeder en vader om het contact tussen [minderjarige] en vader te herstellen en op te bouwen en ook tussen ouders. Dit zal stapsgewijs moeten gebeuren omdat er no geen basis is gecreëerd. Hulpverlening is hierbij noodzakelijk omdat ouders hiertoe niet zelfstandig in staat zijn gebleken. Met vrijwillige hulpverlening van Go! Voor Jeugd en Cardea of bijvoorbeeld het Omgangshuis [naam] kunnen de volgende doelen worden behaald:
[minderjarige] weet wie zijn biologische vader is en kan contact met hem hebben op een manier die in zijn belang is. [minderjarige] leert vader op een positieve manier kennen. Hij heeft een vader die betrouwbaar is in het nakomen van afspraken. [minderjarige] heeft een moeder die in staat is hem te ondersteunen in het aangaan van het contact met vader en die op een positieve of tenminste neutrale manier over vader praat en hem emotionele toestemming geeft om het contact met zijn vader aan te gaan en hem te leren kennen. [minderjarige] heeft ouders die op een neutrale manier contact met elkaar over hem hebben.
De Raad adviseert de rechtbank de behandeling over de omgangsregeling aan te houden voor een periode van zes maanden om de ouders de gelegenheid te geven in de tussenliggende periode hulpverlening in te roepen.
De rechtbank gaat aan dit advies van de Raad voorbij. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat beide ouders sinds de indiening van het verzoekschrift (9 oktober 2017), ook na de inzet van diverse hulpverlening -waaronder twee keer het traject bij Cardea-, er niet in zijn geslaagd de onderlinge relatie te verbeteren. Hierdoor is het contact tussen de vader en [minderjarige] -op een paar begeleide omgangmomenten in 2019 na- niet hersteld. Uit het eindverslag van Cardea van 17 maart 2020 blijkt dat er door Cardea veel is geprobeerd om ouders te begeleiden in het vormgeven van contact tussen de vader en [minderjarige] . Op het laatste voorstel van Cardea tot voorzetting van het traject is door beide ouders niet gereageerd. Uit het raadsadvies leidt de rechtbank eveneens af dat er tussen de ouders nog weinig is veranderd en dat [minderjarige] zijn vader sinds 2019 niet meer heeft gezien. Er is opnieuw hulpverlening nodig om de door de Raad gestelde doelen en herstel van contact te behalen. Dit betekent dat het op dit moment niet mogelijk en ook niet in het belang van [minderjarige] is een omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader vast te stellen. Verdere aanhouding van de beslissing over de omgangsregeling acht de rechtbank na twee mislukte trajecten niet aangewezen, temeer niet omdat de verwachting is dat er langdurige hulpverlening nodig is zowel op individueel niveau aan de ouders als voor [minderjarige] zelf om een stabiele basis te bereiken van waaruit omgang mogelijk is. De rechtbank zal nu het verzoek van de vader tot het bepalen van een omgangsregeling afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de vader.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G. Coopmans-Veraa als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 september 2021.