ECLI:NL:RBDHA:2021:10052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken om voorlopige voorzieningen in verband met boetebesluit en openbaarmakingsbesluit Kansspelautoriteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorzieningen van een vennootschap tegen de Kansspelautoriteit (Ksa). De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een bestuurlijke boete van € 500.000,- die haar was opgelegd wegens het aanbieden van kansspelen zonder vergunning op de Nederlandse markt. Daarnaast had verzoekster bezwaar gemaakt tegen een openbaarmakingsbesluit van de Ksa, waarin werd meegedeeld dat het boetebesluit openbaar zou worden gemaakt.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. De door verzoekster aangevoerde belangen waren voornamelijk financieel van aard, en het is vaste rechtspraak dat een financieel belang in de regel geen aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen acute financiële noodsituatie was die een uitzondering op deze hoofdregel rechtvaardigde. Bovendien werd opgemerkt dat de publicatie van het besluit niet noodzakelijkerwijs zou leiden tot een bedreiging van de continuïteit van de onderneming van verzoekster.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/2885 KANSSP en SGR 21/2886 KANSSP
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2021 op de verzoeken om een voorlopige voorziening van
de vennootschap [verzoekster] ., te [vestigingsplaats] , verzoekster
(gemachtigde mr. E.J.H. van Namen),
tegen

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit (Ksa), verweerder

(gemachtigde: mr. M.J. Reitsema).

Procedureverloop

Bij besluit van 30 maart 2021 (het boetebesluit) heeft verweerder verzoekster een bestuurlijke boete van € 500.000,- opgelegd wegens overtreding van de Wet op de kansspelen (Wok), omdat via de website www.betchan.com in elk geval in de periode
9 januari 2020 tot en met 9 september 2020 kansspelen online zonder vergunning zijn aangeboden op - in elk geval mede - de Nederlandse markt.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het boetebesluit. Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (SGR 21/2885 KANSSP).
Bij besluit van 30 maart 2021 (het openbaarmakingsbesluit) heeft verweerder verzoekster meegedeeld dat het boetebesluit en het openbaarmakingsbesluit openbaar zullen worden gemaakt.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het openbaarmakingsbesluit. Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (SGR 21/2886 KANSSP).
Verweerder heeft de openbaarmaking van het boetebesluit en het openbaarmakingsbesluit opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan op de verzoeken om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Spoedeisend belang
2.1.
Verzoekster heeft als spoedeisend belang aangevoerd dat de openbaarmaking van het boetebesluit en het openbaarmakingsbesluit aanzienlijke gevolgen zal hebben, zoals reputatieschade. Het feit dat derden bekend zullen worden met het besluit en daarom overeenkomsten zullen beëindigen zal tot gevolg hebben dat de onderneming van verzoekster volledig stil zal komen te liggen en in staat van insolventie zal raken. Als een feit van algemene bekendheid kan worden aangemerkt dat onder meer betalingsdienstverleners, bij openbaarmaking, hun overeenkomsten met verzoekster zullen beëindigen. Deze schade kan later in geen enkele juridische procedure hersteld worden, terwijl sinds 1 april 2021 een wettelijke basis bestaat voor kansspelen op afstand.
2.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende gebleken van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De door verzoekster aangedragen belangen zijn overwegend financieel van aard. Het is vaste rechtspraak dat een financieel belang in de regel geen aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening. [1] Dat in het geval van verzoekster sprake is van een acute financiële noodsituatie die zou nopen tot het maken van een uitzondering op deze hoofdregel, is uit hetgeen verzoekster heeft aangevoerd niet af te leiden. Daarbij komt betekenis toe aan hetgeen verweerder in zijn verweerschrift heeft vermeld, namelijk dat uit niets blijkt dat bedoelde publicatie zal leiden tot een acute financiële noodsituatie dan wel dat de continuïteit van de onderneming van verzoekster hierdoor op enige manier zal worden bedreigd. Verzoekster heeft aangetoond noch aannemelijk gemaakt dat ‘derden’ hun overeenkomst, daargelaten de vraag om welke overeenkomst het zou gaan, met verzoekster zullen opzeggen. Ook komt betekenis toe aan de vermelding in het verweerschrift dat verzoekster volgens haar eigen website in tientallen landen actief is. Het marktaandeel in een klein land als Nederland is te verwaarlozen in verhouding tot de overige vaak veel grotere landen waar zij actief is. Zonder nadere onderbouwing valt niet in te zien waarom de publicatie, voor zover dit überhaupt tot financiële schade zou leiden, tot gevolg zou hebben dat verzoekster in financiële problemen zou kunnen raken. De voorzieningenrechter overweegt dat eventuele schade kan worden verhaald indien achteraf blijkt dat het ten aanzien van verzoekster genomen besluit onrechtmatig is.
2.3.
De voorzieningenrechter overweegt ten slotte dat weliswaar onder bijzondere omstandigheden dreigende reputatieschade mogelijk ook voor een rechtspersoon die niet direct in een financiële noodsituatie terechtkomt een spoedeisend belang kan opleveren, maar dat daarvan in het onderhavige geval op geen enkele wijze is gebleken.
3. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:91)