ECLI:NL:RBDHA:2021:10048
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hervatting van bezoldiging na ziekte en re-integratie bij de minister van Infrastructuur en Waterstaat
In deze zaak gaat het om de hervatting van de bezoldiging van eiser, die werkzaam is bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Eiser is sinds 21 november 2016 arbeidsongeschikt door ziekte. Op 28 maart 2019 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat besloten om de salarisbetaling per 14 januari 2019 te hervatten, waarbij 100% van het salaris wordt uitbetaald over de gewerkte uren en 70% over de niet-gewerkte uren. Eiser heeft echter bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 oktober 2018, waarin werd gesteld dat hij geen aanspraak meer maakte op doorbetaling van zijn bezoldiging. De rechtbank heeft op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in deze zaak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van de hervatting van de bezoldiging op 14 januari 2019 niet onredelijk is. De bedrijfsarts had op 25 januari 2019 geadviseerd dat eiser zijn werk met een opbouwschema kon hervatten. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding was voor de minister om eerder toestemming te verlenen voor de hervatting van de arbeid. Eiser had in de week na het e-mailbericht van zijn gemachtigde op 8 januari 2019 kunnen worden opgeroepen door de bedrijfsarts voor een actueel oordeel inzake zijn ziekmelding. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, omdat er geen medisch advies was dat eiser eerder in staat was om zijn werk te hervatten.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.