ECLI:NL:RBDHA:2021:10010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag onregelmatigheidstoeslag voor verplichte cursussen door ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als ambulant inspecteur bij de Inspectie SZW, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een onregelmatigheidstoeslag (ORT) voor het volgen van verplichte cursussen buiten haar reguliere werktijden. De aanvraag werd afgewezen door de minister, die stelde dat de cursussen geen recht gaven op een ORT omdat deze niet regelmatig of vrij regelmatig plaatsvonden, zoals vereist volgens artikel 17 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA). Eiseres was van mening dat zij, gezien haar werkzaamheden, recht had op de toeslag, omdat zij ook voor haar reguliere inspectiewerkzaamheden een ORT ontving wanneer deze buiten de normale werktijden plaatsvonden.

De rechtbank oordeelde dat het volgen van opleidingen en cursussen buiten de reguliere werktijden, die niet volgens een vast patroon zijn gepland, niet valt onder het verrichten van (vrij) regelmatige arbeid zoals bedoeld in artikel 17 van het BBRA. De rechtbank volgde de redenering van de minister dat de cursussen een incidenteel karakter hadden en dat er geen sprake was van regelmatig of vrij regelmatig verrichten van arbeid. Eiseres had in haar aanvullende gronden aangevoerd dat zij vaak buiten reguliere werktijden werkte, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de beoordeling van de aanvraag voor de ORT voor de cursussen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en stelde vast dat de minister terecht had geweigerd de ORT toe te kennen voor het volgen van de verplichte cursussen. De proceskosten werden niet vergoed, omdat eiseres geen gelijk kreeg in de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6929

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , gemeente [gemeenteplaats] , eiseres

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Verschuren).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een onregelmatigheidstoeslag (ORT) afgewezen.
Bij besluit van 20 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere gronden ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2021 via een Skypeverbinding. Daaraan namen deel eiseres en namens verweerder mr. F. Verschuren en [A] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is sinds 1 september 2008 werkzaam als ambulant inspecteur bij de Inspectie SZW. Eiseres wordt sinds 2018 landelijk ingezet als inspecteur. Zij ontvangt voor haar inspectiewerkzaamheden een ORT, indien aan de voorwaarden van artikel 17 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) is voldaan. Deze zaak gaat over de vraag of eiseres ook recht heeft op een ORT wanneer zij verplichte cursussen volgt buiten de normale werktijden.
Wat vindt eiseres?
2. Wanneer eiseres op onregelmatige tijden wordt ingezet bij inspecties ontvangt zij een ORT, indien aan de voorwaarden van artikel 17 van het BBRA is voldaan. Daarbij wordt het vertrek van haar woonadres aangemerkt als aanvang van de werktijd. Wanneer eiseres verplichte cursussen volgt, ontvangt eiseres geen ORT, indien aan de voorwaarden van artikel 17 van het BBRA is voldaan.
Eiseres heeft op 19 en 20 november 2019 een door de werkgever verplichte cursus gevolgd in Garderen. Op 19 november 2019 is zij om 5.45 uur van huis vertrokken en de cursus eindigde die dag om 19:30 uur. Eiseres vindt dat zij over 2,25 uur (5:45 uur tot 8:00 uur) recht heeft op een ORT.
Verweerder maakt ten onrechte een onderscheid tussen ‘gewone’ werkzaamheden en het volgen van verplichte opleidingen. Doordat eiseres voor haar gewone inspectiewerkzaamheden een ORT ontvangt, wanneer zij buiten de normale uren werkt, staat vast dat er aan het vereiste van het verrichten van (vrij) regelmatige arbeid op andere dan de gewone werktijden als bedoeld in artikel 17 van het BBRA is voldaan. Zij is over de ‘drempel’ dat sprake moet zijn van (vrij) regelmatige arbeid op andere dan de normale werktijden heen en verweerder moet dan ook een ORT toekennen voor het volgen van cursussen buiten de gewone werktijden.
Eiseres wijst erop dat zij in 2019 voor acht inspectiediensten een ORT heeft gekregen. Dit is door verweerder wel is aangemerkt als (vrij) regelmatige arbeid buiten de gewone uren.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder vindt dat eiseres voor het volgen van de cursussen geen aanspraak op een ORT kan maken. De uren die eiseres op 19 november 2019 heeft gemaakt betreffen opleidingsuren met een incidenteel karakter. Eiseres is slechts eenmaal vóór 7.00 uur vanuit huis vertrokken om naar de opleidingslocatie te gaan. Er is geen sprake van het regelmatig of vrij regelmatig verrichten van arbeid, omdat het volgen van een opleiding slechts incidenteel plaats vindt.
De stelling van eiseres dat zij voor de ‘gewone’ werkzaamheden wel een ORT ontvangt, indien zij aan de voorwaarden voldoet, doet daar volgen verweerder niet aan af. De ORT is bedoeld voor ambtenaren die volgens een vast rooster onregelmatigheidsdiensten draaien. Dat is bij inspecties, die incidenteel plaatsvinden niet het geval, zodat verweerder vraagtekens zet bij het toekennen van een ORT bij de ‘gewone’ werkzaamheden van eiseres.
Wat zijn de regels?
5. De regels zijn opgenomen in een bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het volgen van opleidingen en cursussen buiten de gewone werktijden, die zoals hier het geval is niet volgens een vast patroon zijn gepland, niet vallen onder het verrichten van (vrij) regelmatige arbeid op andere dan de gewone werktijden als bedoeld in artikel 17 van het BBRA. Verweerder stelt terecht dat deze opleidingen en cursussen een incidenteel karakter hebben.
Niet is in te zien dat verweerder, nu hij voor de ‘gewone’ inspectiewerkzaamheden wel een ORT toeslag toekent, wanneer deze buiten de gewone werktijden worden verricht, verplicht zou zijn ook voor het volgen van cursussen en opleidingen een ORT toe te kennen, wanneer deze buiten de gewone werktijden worden gevolgd.
Indien verweerder onverplicht het buiten de gewone werktijden verrichten van ‘gewone’ inspectiewerkzaamheden aanmerkt als het verrichten van (vrij) regelmatige arbeid in de zin van artikel 17 van het BBRA, hoeft verweerder dat niet ook te doen voor cursussen.
7. Voor zover eiseres in haar aanvullende gronden stelt dat uit Ceres blijkt dat zij ook voor haar gewone werk vaak buiten de reguliere werktijden arbeid verricht en zij dus, samen met de cursussen, wel regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur, wordt eiseres hierin niet gevolgd. In haar aanvraag heeft eiseres verzocht om een ORT voor het volgen van een cursus. Verweerder heeft dan ook terecht beoordeeld of het volgen van de cursussen is aan te merken als het regelmatig of vrij regelmatig verrichtten van arbeid op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur. Zoals hiervoor reeds overwogen heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het volgen van cursussen incidenteel plaats vindt en niet regelmatig of vrij regelmatig.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Omdat eiseres geen gelijk krijgt hoeft verweerder niet de proceskosten van eiseres te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984
Artikel 17
1. Aan de ambtenaar, die anders dan bij wijze van overwerk, regelmatig of vrij regelmatig arbeid verricht op andere tijden dan op de dagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur, wordt een toelage toegekend.
2 De toelage bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel
a. 20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur;
(…)
3 Voor de in het vorige lid onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk is beëindigd na 20 uur.
(…)