ECLI:NL:RBDHA:2021:10010
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag onregelmatigheidstoeslag voor verplichte cursussen door ambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam als ambulant inspecteur bij de Inspectie SZW, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een onregelmatigheidstoeslag (ORT) voor het volgen van verplichte cursussen buiten haar reguliere werktijden. De aanvraag werd afgewezen door de minister, die stelde dat de cursussen geen recht gaven op een ORT omdat deze niet regelmatig of vrij regelmatig plaatsvonden, zoals vereist volgens artikel 17 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA). Eiseres was van mening dat zij, gezien haar werkzaamheden, recht had op de toeslag, omdat zij ook voor haar reguliere inspectiewerkzaamheden een ORT ontving wanneer deze buiten de normale werktijden plaatsvonden.
De rechtbank oordeelde dat het volgen van opleidingen en cursussen buiten de reguliere werktijden, die niet volgens een vast patroon zijn gepland, niet valt onder het verrichten van (vrij) regelmatige arbeid zoals bedoeld in artikel 17 van het BBRA. De rechtbank volgde de redenering van de minister dat de cursussen een incidenteel karakter hadden en dat er geen sprake was van regelmatig of vrij regelmatig verrichten van arbeid. Eiseres had in haar aanvullende gronden aangevoerd dat zij vaak buiten reguliere werktijden werkte, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet relevant was voor de beoordeling van de aanvraag voor de ORT voor de cursussen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en stelde vast dat de minister terecht had geweigerd de ORT toe te kennen voor het volgen van de verplichte cursussen. De proceskosten werden niet vergoed, omdat eiseres geen gelijk kreeg in de zaak.