ECLI:NL:RBDHA:2021:10000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
AWB 20/9118 en AWB 20/9119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak over uitstel van vertrek voor Nigeriaanse eiseres met medische noodsituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat zij vreesde voor een medische noodsituatie bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelde dat de beschikbare zorg in Nigeria niet voldoende was om een medische noodsituatie te voorkomen. Eiseres had eerder een aanvraag gedaan die was afgewezen, en na een eerdere uitspraak van de rechtbank had de staatssecretaris opnieuw een besluit genomen dat wederom in strijd was met de zorgvuldigheidseisen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om eiseres uitstel van vertrek te verlenen voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak van adequate zorg en de rol van het Bureau Medische Advisering (BMA) in de besluitvorming van de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/9118 (beroep)
AWB 20/9119 (voorlopige voorziening)
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1980, van Nigeriaanse nationaliteit, eiseres en verzoekster,
hierna te noemen: eiseres
(gemachtigde: mr. T.F.W. Kouwenhoven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Vroom - van Berckel).
Conclusie
1. De rechtbank stelt [eiseres] (hierna: eiseres) in het gelijk. Verweerder zal eiseres daarom uitstel van vertrek moeten verlenen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
De procedure tot nu toe
2.1.
Eiseres heeft op 24 april 2019 een aanvraag ingediend om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. Met het besluit van 5 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres’ verzoek afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres met het besluit van 11 september 2019 (het bestreden besluit I) ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij deze rechtbank. Op 24 januari 2020 heeft het onderzoek op de zitting plaatsgevonden. Op 14 februari 2020 heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de zaken met kenmerk AWB 19/6938 (beroep) en AWB 19/6646 (voorlopige voorziening). De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit I vernietigt en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van die uitspraak.
2.3.
Vervolgens heeft verweerder eiseres’ bezwaar met het besluit van 8 december 2020 (het bestreden besluit II) opnieuw ongegrond verklaard. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft hiertegen op 9 december 2020 beroep ingesteld en eveneens verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
2.4.
De zitting bij de rechtbank vond, in verband met de maatregelen die zijn getroffen vanwege de uitbraak van het coronavirus, plaats via een Skype-verbinding op 11 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was namens verweerder [naam 1] op de zitting aanwezig. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Vrijstelling griffierecht
3. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van haar beroep wegens betalingsonmacht. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft zij een ingevulde verklaring van afwezigheid van inkomen en vermogen overgelegd. Gelet hierop wijst de rechtbank het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
De eerdere uitspraak van de rechtbank
4. In de eerdere uitspraak van 14 februari 2020 overweegt de rechtbank dat het Bureau Medische Advisering (BMA), in het eerste advies van 7 juni 2019, enkel had gekeken naar de beschikbaarheid van behandeling door een psychiater en psycholoog in Nigeria. Dit is volgens de rechtbank niet voldoende, omdat ook verweerder van mening is dat begeleiding door een FACT-team [1] (of daaraan vergelijkbare zorg) noodzakelijk is om het optreden van een medische noodsituatie bij eiseres te voorkomen. Het BMA-advies was daarom onvoldoende zorgvuldig opgesteld en verweerder mocht zich daarom in zijn besluitvorming hierop niet baseren.
De BMA-adviezen
5. Na de uitspraak heeft het BMA opnieuw advies uitgebracht. In het BMA-advies van 19 juni 2020 staat dat klinische alsmede poliklinische behandeling door zowel een psychiater als een psycholoog mogelijk is en dat psychiatrische crisisinterventie bij een suïcidepoging aanwezig is. Een FACT-team of een vergelijkbaar multidisciplinair gespecialiseerd team is echter niet beschikbaar. In het BMA-advies van 11 augustus 2020 zegt de BMA-arts dat er geen aanleiding is om het eerdere BMA-advies te herzien. In dit advies staat wederom dat een FACT-team of een vergelijkbaar multidisciplinair gespecialiseerde team in Nigeria niet beschikbaar is. Psychiatrische hulp is wel aanwezig in Nigeria. Zowel een klinische als een poliklinische behandeling van psychiatrische problematiek door een psychiater en psycholoog is aanwezig, tevens is psychiatrische crisisinterventie bij een suïcidepoging aanwezig. Verder is begeleid wonen, waar een psychiatrisch verpleegkundige aanwezig is, aanwezig bij Bluegate Homecare Services. Ondanks de afwezigheid van een FACT- of ACT-team is volgens de BMA-arts dus adequate psychiatrische behandeling mogelijk in Nigeria. In het BMA-advies van 1 december 2020 staat dat de overgelegde informatie al is meegenomen in het eerdere advies en dat de voornoemde adviezen kunnen worden gehandhaafd.
Het standpunt van verweerder
6. Verweerder stelt dat de advisering door het BMA inzichtelijk en concludent is en heeft de drie voornoemde BMA-adviezen daarom aan het bestreden besluit II ten grondslag gelegd. Volgens verweerder krabbelt het BMA – anders dan eiseres stelt – wat betreft de noodzakelijke behandeling niet terug. BMA heeft aangegeven dat behandeling door een FACT-team of een vergelijkbaar multidisciplinair gespecialiseerd team niet beschikbaar is in Nigeria. Het BMA zegt hiermee echter niet dat de zorg die een FACT- of ACT-team biedt niet beschikbaar is, maar enkel dat de behandeling door een multidisciplinair team niet beschikbaar is. De zorg in Nigeria is dus weliswaar meer versnipperd, maar dat betekent nog niet dat deze ontoereikend of niet beschikbaar is. Het BMA heeft de deskundigheid om in te schatten of de genoemde alternatieve behandeling voldoende is ter voorkoming van het ontstaan van een medische noodsituatie op korte termijn. Hiermee is voldaan aan de opdracht van de rechtbank, aldus verweerder.
Het juridisch kader
7. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is een BMA-advies aan te merken als een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Als verweerder een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet hij zich er op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van vergewissen dat dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de inhoud inzichtelijk en concludent is. [2] Met een contra-expertise kan de vreemdeling de inhoudelijke juistheid van een BMA-advies betwisten. Met stukken van zijn behandelaars kan hij de zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie van een BMAadvies aan de orde stellen of in het kader van artikel 8:47 van de Awb concrete aanknopingspunten aanvoeren voor twijfel aan de inhoud daarvan.
Het oordeel van de rechtbank
De noodzakelijke zorg is niet beschikbaar
8.1.
Uit de door eiseres overgelegde brief van [naam 2] van 6 november 2020 volgt dat eiseres wordt behandeld door een ACT-team. ACT staat voor Assertive Community Treatment en is een multidisciplinair team dat zich richt op behandeling en sociaal maatschappelijk herstel van mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen die tevens dakloos zijn dan wel een instabiele woonsituatie hebben. Volgens [naam 2] is eiseres onvoldoende in staat om adequate hulp te zoeken op momenten dat dat nodig is. Zonder bemoeizorg wordt eiseres niet in staat geacht de stabiliteit in haar maatschappelijk functioneren te organiseren, wat cruciaal is voor haar psychiatrisch herstel. Deze brief is meegenomen in de beoordeling van het BMA-advies van 11 augustus 2020. Hierin staat dat een ACT-team eigenlijk hetzelfde is als een FACT-team: ambulante bemoeizorg voor mensen die vanwege hun medische klachten niet in staat zijn maatschappelijk te functioneren en die vanwege hun klachten onvoldoende in staat zijn zelf te signaleren op welke leefgebieden zij hulp nodig hebben c.q. zelf hun hulp te regelen.
8.2.
Waar partijen het over eens zijn, zoals ook de rechtbank in haar uitspraak van 14 februari 2020 heeft vastgesteld, en wat ook uit voornoemde informatie van [naam 2] volgt, is dat behandeling door een multidisciplinair gespecialiseerd team en bemoeizorg, zoals hiervoor is omschreven, noodzakelijk is om het optreden van een noodsituatie bij eiseres te voorkomen.
8.3.
De rechtbank stelt vast dat uit de BMA-adviezen die zijn opgesteld na de eerdere uitspraak van deze rechtbank wederom blijkt dat dit type zorg, waarbij meerdere disciplines samenwerken, niet beschikbaar is in Nigeria. Dit staat verder los van de vraag naar de kwaliteit van de zorg die de afzonderlijke disciplines bieden. Dat er wel adequate psychische en psychiatrische behandeling in Nigeria mogelijk is, zoals de gemachtigde van verweerder op de zitting naar voren bracht, doet daarom niet ter zake. Deze behandeling is immers niet vergelijkbaar met een multidisciplinaire behandeling in de vorm van bemoeizorg, terwijl niet in geschil is dat eiseres dit nodig heeft.
8.4.
Ook de zorg door instelling Bluegate Homecare Services voldoet hier niet aan. Volgens het BMA biedt deze instelling begeleid wonen en is daar een psychiatrisch verpleegkundige aanwezig. Volgens de gemachtigde van eiseres is Bluegate Homecare Services echter een thuiszorgorganisatie en geen verpleeghuis of instelling voor begeleid wonen. De instelling richt zich op het bieden van hulp aan huis; onder meer het doen van boodschappen, het aantrekken van steunkousen en het verzorgen van wonden. De rechtbank stelt met eiseres vast dat deze stelling wordt bevestigd door informatie die op de website van deze instelling staat. [3] De rechtbank volgt eiseres dan ook in haar stelling.
Het beroep is gegrond
9. Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet heeft kunnen concluderen dat de in Nigeria beschikbare zorg in het geval van eiseres voldoende is om een medische noodsituatie te voorkomen. De BMA-adviezen zijn namelijk onvoldoende zorgvuldig opgesteld en het betoog van eiseres had verweerder aanleiding moeten geven om aan de juistheid van de inhoud van de BMA-adviezen te twijfelen. Verweerder mocht zich daarom niet in zijn besluitvorming op de BMA-adviezen baseren. Het bestreden besluit II is daarom genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Het beroep is dan ook gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Aan een bespreking van de overige beroepsgronden van eiseres komt de rechtbank niet toe.
Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen
10. Gegeven de beslissing de in hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
De rechtbank voorziet zelf in de zaak
11. Op grond van artikel 8:41a van de Awb moet de bestuursrechter een geschil zoveel mogelijk definitief beslechten. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder heeft al de gelegenheid gehad om het gebrek dat de rechtbank in de uitspraak van 14 februari 2020 heeft vastgesteld, te herstellen. Uit het bestreden besluit II en wat op de zitting is aangevoerd, blijkt niet dat verweerder de constatering van de rechtbank dat de BMA-advisering en het bestreden besluit II nog steeds de toets in rechte niet kunnen doorstaan, deelt.
12. De rechtbank erkent de essentiële rol van verweerder voor de beoordeling van de aanvraag en dat het in de eerste plaats aan verweerder is om te beoordelen of uitstel van vertrek verleend kan worden. De rechtbank ziet in dit geval echter aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat, zoals hiervoor al is gebleken, verweerder een eerdere mogelijkheid om zelf het gebrek in zijn besluitvorming te herstellen niet heeft benut. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat deze procedure al erg lang duurt en dat ook in de eerste aanvraag van eiseres om uitstel van vertrek het beroep gegrond is verklaard. Tot slot heeft verweerder op de zitting erkent dat als de rechtbank zou concluderen dat de zorg die eiseres nodig heeft niet beschikbaar is, de enige uitkomst van deze procedure het verlenen van uitstel van vertrek zou zijn. De rechtbank zal daarom het primaire besluit herroepen en verweerder opdragen om eiseres uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vw 2000 voor de (gebruikelijke) duur van één jaar met ingang van de datum van deze uitspraak.
Veroordeling in de proceskosten
13. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Die kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.598,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 265,- en 1 punt voor indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
14. Nu de rechtbank het verzoek van eiseres om te worden vrijgesteld van betaling van het griffierecht heeft toegewezen, hoeft verweerder dat niet aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 20/9118,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en draagt verweerder op om eiseres uitstel van vertrek te verlenen voor de duur van één jaar met ingang van de datum van deze uitspraak;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.598,-.
De voorzieningenrechter,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 20/9119,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd de
uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.FACT-teams (ook wel ACT-teams genoemd) behandelen en begeleiden mensen die een ernstige psychiatrische aandoening hebben in combinatie met problemen op andere levensterreinen (wonen, werken, sociale contacten, financiën etc.).
2.Dit blijkt onder meer uit de Afdelingsuitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674.
3.https://bluegatehomecare.com