ECLI:NL:RBDHA:2020:9974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1648
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet-betaling griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de minister van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 26 februari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om opschoning van zijn persoonsgegevens in het justitiële documentatieregister, ingediend op 14 november 2019. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 8:41 van de Awb griffierecht moet betalen. Voor deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 178,-. De griffier had eiser herhaaldelijk gewezen op de termijn voor betaling van het griffierecht, maar eiser heeft dit niet gedaan. Eiser stelde dat hij eerst duidelijkheid wilde over de juridische status van de weigering van de minister om zijn gegevens op te schonen, voordat hij het griffierecht zou betalen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het griffierecht niet heeft betaald en dat er geen omstandigheden zijn die dit niet aan hem kunnen worden toegerekend. Eerder was een vergelijkbaar beroep van eiser ook niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1648

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 26 februari 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek om opschoning van zijn persoonsgegevens in het justitiële documentatieregister van 14 november 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41 van de Awb griffierecht betalen. Voor deze zaak is het griffierecht vastgesteld op € 178,-. De griffier stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet zijn betaald. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht betrokkene niet is toe te rekenen.
3. In de herinnering is eiser er nog eens op gewezen dat het griffierecht binnen vier weken moet zijn betaald en dat anders het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser het griffierecht niet heeft betaald. Eiser handhaaft zijn standpunt dat hij eerst wil weten of de weigering van verweerder zijn justitiële documentatie op te schonen een besluit is in de zin van de Awb, waartegen in een bestuursrechtelijke procedure kan worden opgekomen, voordat hij het griffierecht betaalt.
5. De rechtbank overweegt het volgende. Bij uitspraak van 11 maart 2019 van deze rechtbank (SGR 18/7761) is een eerder beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, wegens het niet betalen van het griffierecht. Het tegen deze uitspraak ingestelde verzet is bij mondelinge uitspraak van deze rechtbank van 29 augustus 2019 ongegrond verklaard. Gelet op hetgeen in deze uitspraken is overwogen omtrent het griffierecht, is eiser ervan op de hoogte dat de Awb geen mogelijkheid kent de betaling van het griffierecht afhankelijk te stellen van een door de rechtbank te geven antwoord op een juridische vraag van eiser. Zoals eveneens in de uitspraak van 29 augustus 2019 is overwogen, kan eiser hierover advies inwinnen bij een deskundige rechtsbijstandverlener alvorens beroep in te stellen.
5.1.
Nu onbetwist is dat eiser het griffierecht niet heeft betaald en niet is gebleken dat dit eiser niet is toe te rekenen, is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 2 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank.