Uitspraak
[verzoeker] ,
mr. P.C. Verloop, Parklaan 46, 3016 BC te Rotterdam
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een schadevergoedingsverzoek van verzoeker, die PTSS-klachten heeft opgelopen na zijn inverzekeringstelling op 16 september 2014. Verzoeker was één van de zeven verdachten in een opsporingsonderzoek naar mogelijke fraude. Hij werd op 6 december 2019 vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Op 18 maart 2020 diende verzoeker een verzoekschrift in voor schadevergoeding, waarbij hij een totaalbedrag van € 51.778,- aan schadevergoeding vorderde, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft het verzoek op 15 september 2020 in raadkamer behandeld, waarbij verzoeker en de officier van justitie zijn gehoord.
De rechtbank oordeelde dat er een causaal verband bestaat tussen de PTSS-klachten van verzoeker en zijn detentie, wat heeft geleid tot toekenning van materiële schadevergoeding. Echter, de rechtbank wees het verzoek om een bovenforfaitaire immateriële schadevergoeding af, omdat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die een hogere vergoeding rechtvaardigden. De rechtbank kende verzoeker een forfaitaire vergoeding van € 315,- toe voor de drie dagen inverzekeringstelling en een materiële schadevergoeding van € 11.444,50, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 11.759,50. De rechtbank wees het overige verzoek af.
De beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier was buiten staat om deze mede te ondertekenen. De voorzitter heeft de tenuitvoerlegging van de beslissing bevolen, waarbij het bedrag van € 11.759,50 door de Staat der Nederlanden dient te worden voldaan.