Uitspraak
[verzoeker]
mrs. J.F. Rense en E. Neve, Weena 800, 3014 DA te Rotterdam.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, die eerder als verdachte was vrijgesproken in een omvangrijk opsporingsonderzoek naar mogelijke fraude, vroeg om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank kende een vergoeding van in totaal € 349.210,36 toe, na beoordeling van de aard en complexiteit van de zaak, de werkzaamheden van de raadslieden en de billijkheid van de gevraagde kosten. De rechtbank overwoog dat het opsporingsonderzoek, dat begon in 2014 en eindigde in 2019, veel uren en aanzienlijke kosten met zich meebracht. De rechtbank vond de gedeclareerde uurtarieven van de raadslieden redelijk, gezien de complexiteit van de zaak. Ook de kosten voor overleg met raadslieden van medeverdachten werden als billijk beschouwd. Echter, cateringkosten en kosten gemaakt na het onherroepelijk worden van het vonnis werden niet vergoed. De rechtbank concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde kosten grotendeels toe te wijzen, en bepaalde dat het totale bedrag aan vergoeding € 349.210,36 zou zijn.