ECLI:NL:RBDHA:2020:9937

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.16010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Georgische eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Georgische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat Georgië kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk niet kan terugkeren naar Georgië. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft de gronden van eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat de Sovjet-Unie ten onrechte werd genoemd in het bestreden besluit, wat door de rechtbank als een kennelijke misslag werd aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat deze misslag geen gevolgen had voor de uitkomst van de zaak, omdat eiser niet was benadeeld.

Eiser voerde verder aan dat Georgië niet langer als veilig land van herkomst kan worden beschouwd vanwege berichten over disproportioneel politiegeweld. De rechtbank oordeelde echter dat deze berichten onvoldoende gewicht hebben om de status van Georgië als veilig land van herkomst in twijfel te trekken. De rechtbank benadrukte dat eiser, gezien de wetgeving, de hoge bewijsdrempel moet overwinnen om aan te tonen dat zijn specifieke omstandigheden een terugkeer naar Georgië onveilig maken. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift van het proces-verbaal werd op 10 september 2020 verzonden.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.16010
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummeraanduiding]

(gemachtigde: mr. O.C. Bondam), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 19 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.16011, plaatsgevonden op 9 september 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Het bestreden besluit
3. Bij besluit van 19 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft onder andere aan dat besluit ten grondslag gelegd dat Georgië kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat Georgië ten aanzien van hem persoonlijk haar verdragsverplichtingen niet nakomt. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat, indien zich problemen voordoen in Georgië, er geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen de bescherming van de autoriteiten van Georgië in te roepen.

Het standpunt van eiser

4. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Hieronder zal de rechtbank ingaan op de door eiser aangevoerde gronden.

Het oordeel van de rechtbank

5. In beroep voert eiser allereerst aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft overwogen dat hij aannemelijk dient te maken dat de Sovjet-Unie ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
Naar het oordeel van de rechtbank wijst eiser er terecht op dat in het bestreden besluit de Sovjet-Unie wordt genoemd. Gelet op de context van het besluit is dat een kennelijke misslag. Dat blijkt onder andere uit de tekst die direct volgt op de passages waar de Sovjet- Unie wordt genoemd. Daarin verwijst verweerder naar de brief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 11 oktober 2016 waarin Georgië is aangemerkt als veilig land van herkomst en naar de herbeoordeling van 11 juni 2018. Verweerders conclusie is verder dat in zijn algemeenheid kan worden aangenomen dat vreemdelingen afkomstig uit Georgië aldaar niet te vrezen hebben voor problemen welke verlening van internationale bescherming rechtvaardigen. De rechtbank verbindt aan deze kennelijke misslag geen gevolgen omdat eiser daardoor niet is benadeeld.
6. Eiser brengt verder als beroepsgrond naar voren dat Georgië niet langer als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt gelet op een bericht op ECOI-net1 over disproportioneel politiegeweld op 20 juni 2019. Hij vreest dat de politie hem op een onredelijke disproportionele wijze zal aanpakken.
De rechtbank is van oordeel dat aan het bericht op ECOI-net, het gaat om een rapportage van Amnesty International, onvoldoende gewicht toekomt om Georgië niet langer als veilig land van herkomst aan te merken. Het gaat over “disproportionate and indiscriminate force on 20 June to disperse an anti-government demonstration of thousands in Tbilisi”. Het bericht schetst niet een beeld dat wezenlijk afwijkt van de informatie die aan de aanwijzing van Georgië als veilig land van herkomst ten grondslag ligt. Die aanwijzing als veilig land van herkomst is bevestigd door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 7 juli 2017.2
7. Omdat Georgië als veilig land van herkomst moet worden aangemerkt, zal eiser aannemelijk moeten maken dat dat land in zijn specifieke omstandigheden toch niet veilig is. Hij zal daartoe, gezien artikel 3.106b, eerste lid, aanhef en onder b, van het
1
https://www.ecoi.net/en/document/2028166.html;
https://www.amnesty.org/en/countries/europe- and-central-asia/georgia/report-georgia/
Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), aannemelijk moeten maken waarom hij in zijn geval niet naar dat land kan terugkeren. Door het rechtsvermoeden dat hij uit een veilig land van herkomst afkomstig is, zal daarbij een hoge bewijsdrempel gelden.
Eiser heeft noch in de zienswijze noch in beroep verweerders standpunt bestreden dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is. Gelet daarop heeft hij niet aannemelijk gemaakt waarom hij in zijn geval niet naar Georgië kan terugkeren.
Slotsom
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag van eiser kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. de Jong, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 september 2020.
Een afschrift van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak is verzonden op:
10 september 2020

Documentcode: DSR12681829

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal.