In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 april 2020 een beschikking gegeven inzake de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Het verzoek is ingediend door een meerderjarig kind, dat de ontkenning van het vaderschap van haar juridische vader, [geslachtsnaam jur va X], en de vaststelling van het vaderschap van haar biologische vader, [geslachtsnaam bio va X], verzocht. De vrouw, geboren op [geboortedatum] 1999, heeft aangetoond dat zij op 17-jarige leeftijd bekend raakte met het feit dat [geslachtsnaam jur va X] niet haar biologische vader is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek, aangezien zij op het moment van indiening 20 jaar oud was.
De rechtbank heeft de relevante feiten en stukken in overweging genomen, waaronder een DNA-onderzoek dat bevestigde dat [geslachtsnaam bio va X] de biologische vader is met een zekerheid van 99,9999999%. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen feiten zijn die erop wijzen dat [geslachtsnaam jur va X] de biologische vader zou kunnen zijn, en dat hij geen toestemming heeft gegeven voor een daad die tot de verwekking van de vrouw heeft geleid.
Daarnaast heeft de vrouw verzocht om wijziging van haar geslachtsnaam van [geslachtsnaam jur va X] naar [geslachtsnaam bio va X]. De rechtbank heeft deze wijziging in het dictum van de beschikking opgenomen, maar heeft het verzoek om de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten de geslachtsnaam te wijzigen afgewezen, omdat dit verzoek bij gebrek aan belang niet ontvankelijk was. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad afgewezen, gezien de aard van de zaak. De beslissing is genomen door rechter H.M. Boone, in samenwerking met griffier M. Corver.