Uitspraak
Alimentatie
Beschikking op het op 3 juli 2019 ingekomen verzoek van:
[Y]
[naam jong-mj] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift met zelfstandige verzoeken;
- de aanvullende zelfstandige verzoeken;
- het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken;
- het bericht van 30 maart 2020 van de man;
- het bericht van 31 maart 2020 van [jong-mj] ;
- het bericht van 1 april 2020 met bijlage van [jong-mj] ;
- het bericht van 13 april 2020 met bijlagen van de man.
Feiten
- De man en [X] (hierna: de vrouw) zijn met elkaar gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 1998 tot [scheidingsdatum] 2013.
- Zij zijn de ouders van [jong-mj] , die is geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] .
- Bij beschikking van deze rechtbank van 20 februari 2013 is – voor zover hier van belang – bepaald dat het convenant en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking.
- In dat ouderschapsplan is onder meer het volgende opgenomen:
Kinderalimentatie
29. De vader zal met ingang van 1 juli 2012 en zolang het kind minderjarig is en bij de moeder woont, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind aan de moeder betalen een bedrag van € 315,00 per maand, bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand, te vermeerderen met elke wettelijke kindertoelage waarop hij aanspraak kan maken. Indien en voor zover [jong-mj] niet de twee doordeweekse dagen bij zijn vader zal zijn, zal de bijdrage van de man € 350,- bedragen. Deze bijdrage(n) ten behoeve van het kind zal (zullen) jaarlijks worden verhoogd volgens de geldende wettelijke indexering als bedoeld in art. 1 :402a 6W, en wel voor het eerst per 1 januari 2013.
31. Vader en moeder storten ieder maandelijks € 150,00 op de en/of rekening te name van [X] en [Y] nummer [nr. 1] . Deze maandelijkse storting is ten behoeve van de studiekosten van het kind totdat het de leeftijd heeft bereikt van 23 jaar en/of het kind de studie beëindigt. Van dit bedrag wordt € 45,37 gestort op een Aegon Spaarbeurs, met polisnummer [nr. 2] , Van deze rekening en spaarbeurs worden geen opnames gedaan, totdat het kind aan een studie is begonnen, behoudens wanneer deze opnames in het kader van een opleiding die de minderjarige volgt of wenst te volgen benodigd zijn. (…)
Alimentatie Jong meerderjarige
32. Vanaf het moment waarop een kind meerderjarig wordt betaalt de vader de hiervoor genoemde alimentatie aan het kind zelf op een door het kind aan te wijzen bankrekening, tenzij het kind op dat mornent nog bij de moeder woont. In dat geval wordt door de ouders en het kind in onderling overleg bepaald op welke wijze wordt betaald, zolang die situatie voortduurt.
33. Partijen zijn overeengekomen dat partijen tot uiterlijk het bereiken van de 23 jarige leeftijd van het kind een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie verschuldigd zullen zijn, zodanig dat het kind financieel redelijkerwijs is staat is een erkende (hogere) beroepsopleiding en/of universitaire studie te volgen onder de voorwaarden dat er sprake is van redelijke resultaten en dat het kind in overleg met partijen effectief doende met de beroepsopleiding of universitaire studie is. De behoefte van het kind aan een bijdrage in kosten van levensonderhoud en studie zal eerst worden gefinancierd uit het spaartegoed dat op de rekening en spaarbeurs vermeld in punt 31 van onderhavig convenant resteert. (…).”
Verzoek en verweer
- de door de man te betalen bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van [jong-mj] met ingang van de datum van de beschikking vast te stellen op € 381,17 per maand, althans een door de rechtbank in redelijkheid te bepalen bedrag;
- vast te stellen dat [jong-mj] aan de man dient terug te betalen het te veel ontvangene, zijnde € 7.064,43, althans een door de rechtbank in redelijkheid te bepalen bedrag;
- voor recht te verklaren dat [jong-mj] , voor zover zijn behoefte aan studiekosten en levensonderhoud het in het ouderschapsplan overeengekomen inmiddels geïndexeerde bedrag overstijgt, of dat nu structureel of tijdelijk is, zich dient te wenden tot de vader en de moeder, die het meerdere gezamenlijk, op basis van 50/50, dienen te dragen;
- [jong-mj] te veroordelen tot terugbetaling van € 150,- per maand, althans van een door de rechtbank in redelijkheid te betalen bedrag, voor zover de feitelijke betalingen van alimentatie door de man de rechtens juiste betalingen per maand hebben overschreden;
- [jong-mj] te veroordelen tot betaling aan de man van de kosten van het door [jong-mj] gelegde beslag van € 100,-.
- indien, en voor zover de rechtbank de verzoeken van [jong-mj] toewijst:
- de zelfstandige verzoeken van [jong-mj] te matigen tot € 381,17 per maand, althans tot een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen lager bedrag;
- [jong-mj] te veroordelen tot terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag, althans de vader het recht te geven dit bedrag te verrekenen met toekomstige verplichtingen tot betaling van alimentatie aan [jong-mj] , zijnde € 7.064,43 plus € 150,- per maand (rekenend vanaf juli 2019), althans tot een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen bedrag;
- [jong-mj] te veroordelen tot betaling aan de man van de kosten van het door [jong-mj] gelegde beslag van € 100,-.
- de vader over de maand juli 2019, althans de periode van 28 juni 2019 tot 28 juli 2019 als bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van [jong-mj] € 1.705,36 dient te betalen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
- voor zover zou komen vast te staan dat de man op grond van de beschikking van 20 februari 2013 slechts een bedrag van € 381,17 bruto per maand aan alimentatie aan [jong-mj] verschuldigd is, de door de man verschuldigde bijdrage te wijzigen in € 533,32 per maand met ingang van 1 augustus 2019, bij vooruitbetaling te voldoen;
- de vader over de maanden augustus 2019 tot en met oktober 2019 € 533,32 per maand, over november 2019 € 919,90 per maand en vanaf december 2019 € 533,32 per maand als bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud aan [jong-mj] dient te betalen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
Beoordeling
).Volgens de WSF bestaat de behoefte van een student uit een normbedrag voor de kosten van levensonderhoud, vermeerderd met het verschuldigde les- dan wel collegegeld. Verder kan rekening worden gehouden met de aanspraken die een student heeft op studiefinanciering, voor zover die bij goede studieresultaten niet behoeft te worden terugbetaald.
Beslissing
een bedrag van € € 381,17 per maand, vanaf heden bij vooruitbetaling te voldoen;
18 mei 2020.