ECLI:NL:RBDHA:2020:9821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/573579 / FA RK 19-3602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorziening in de voogdij met betrekking tot een minderjarige in het kader van internationaal recht en gezagssituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2020 een beschikking gegeven in een voogdijkwestie. Het verzoekschrift is ingediend door [X], de tante van de minderjarige [minderjarige], die geboren is op [geboortedatum] 2015 in (Frans-)Guyana. De moeder van [minderjarige], [XX], heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder op grond van het recht van Guyana met het ouderlijk gezag was belast, maar dat zij momenteel niet in staat is om dit gezag uit te oefenen. De rechtbank heeft de internationale rechtsmacht vastgesteld op basis van de Verordening Brussel II-bis, aangezien verzoekster en [minderjarige] in Nederland verblijven.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de afwezigheid van de moeder en het gezagsvacuüm dat is ontstaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst en dat het in het belang van [minderjarige] is om een voogd aan te stellen. Verzoekster, die al geruime tijd voor [minderjarige] zorgt, is ontvankelijk in haar verzoek. De rechtbank heeft besloten om verzoekster te benoemen tot voogdes over [minderjarige], met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-3602
Zaaknummer: C/09/573579
Datum beschikking: 27 juli 2020

Voorziening in de voogdij ex artikel 1:253q, lid 2*3, jo 1:253r BW

Beschikking op het op 6 mei 2019 ingekomen verzoekschrift van:

[X]

verzoekster,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.S. Ganga te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[XX] ,

de moeder,
zonder vaste woon- en/of verblijfplaats binnen en/of buiten Nederland.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 10 september 2019 met bijlage van verzoekster;
  • het bericht van 16 april 2020 van verzoekster;
  • het bericht van 15 juni 2020 met bijlage van verzoekster.
De moeder is in de Staatscourant van 3 juni 2020, nummer 29917, opgeroepen om te verschijnen op de zitting van 23 juni 2020. De moeder is niet verschenen.

Feiten

  • Uit de moeder is het nu nog minderjarige kind geboren:
  • Op de buitenlandse geboorteakte van [minderjarige] staat geen vader vermeld.
  • Verzoekster is de tante van [minderjarige] .
  • Volgens de Basisregistratie Personen (BRP) hebben verzoekster, de moeder en [minderjarige] de Franse nationaliteit.
  • [minderjarige] komt niet voor in het gezagsregister.

Verzoek

Het verzoek strekt ertoe verzoekster te belasten met de voogdij over [minderjarige] en de moeder te schorsen in de uitoefening van het gezag over [minderjarige] met ingang van de datum van de beschikking, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

Rechtsmacht
Aangezien de moeder de Franse nationaliteit heeft en niet in Nederland verblijft, heeft de zaak internationaalrechtelijke aspecten. Nu verzoekster en [minderjarige] in Nederland verblijven, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 van de Verordening Brussel II-bis bevoegd om kennis te nemen van het verzoekschrift van verzoekster.
Toepasselijk recht
Bij de bepaling van het toepasselijke recht voor een zaak die betrekking heeft op ouderlijke verantwoordelijkheid moet gekeken worden naar het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKBV 1996). Op grond van artikel 15, eerste lid, van dit verdrag past de Nederlandse rechter, wanneer hij bevoegd is om over de zaak te oordelen, het Nederlandse recht toe.
Gezagssituatie
In hoofdstuk III van het HKBV 1996 zijn bepalingen neergelegd betreffende het toepasselijke recht op kwesties van ouderlijke verantwoordelijkheid. Deze bepalingen hebben een universeel formeel toepassingsgebied. Artikel 20 bepaalt dat de bepalingen van dit hoofdstuk ook van toepassing zijn indien het daardoor aangewezen recht het recht is van een staat die niet een verdragsluitende staat is.
Artikel 16 HKBV 1996 bepaalt:
- dat het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind van toepassing is op
het van rechtswege ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit;
- dat het recht van de staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het moment waarop de overeenkomst of de eenzijdige rechtshandeling van kracht wordt van toepassing is op het ontstaan of tenietgaan van ouderlijke verantwoordelijkheid door een overeenkomst of een eenzijdige rechtshandeling, zonder tussenkomst van een rechterlijke of administratieve autoriteit.
[minderjarige] is geboren in (Frans-)Guyana, Zuid-Amerika. Dit leidt ertoe dat de rechtbank eerst naar het recht van Guyana dient te beoordelen of de moeder belast is met het gezag over [minderjarige] . Op grond van de Wet inzake ouderlijk gezag en voogdij hebben beide ouders, gezamenlijk en ieder voor zich, het ouderlijk gezag (
guardianship) en de voogdij/dagelijkse zorg (
custody) over het kind (art. 10 lid 1 Infancy Act, art. 3 en 30 lid 1 CCGMA). Toch kan de rechter een voogd aanwijzen (art. 30 lid 2 CCGMA).
Nu een vader op de geboorteakte van [minderjarige] ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat de moeder op grond van recht van Guyana met het ouderlijk gezag over [minderjarige] was belast ten tijde van het opmaken van de geboorteakte van [minderjarige] .
Verzoek tot voogdij
Op grond van artikel 1:253q, tweede en vierde lid, in samenhang met artikel 1:253r, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) benoemt de rechtbank op verzoek van (onder meer) bloed- en aanverwanten van een minderjarige een voogd wanneer een ouder die alleen het gezag over zijn/haar minderjarige kind uitoefent, indien:
a. al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen; of
b. het bestaan of de verblijfplaats van de ouder die het gezag uitoefent, onbekend is.
Gedurende de periode waarin één van voornoemde omstandigheden zich voordoet is het gezag van de ouder (tijdelijk) geschorst op grond van artikel 1:253r, lid 2, BW.
Op grond van de stukken stelt de rechtbank vast dat verzoekster een zus van de moeder is, in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot [minderjarige] en dat zij al sinds dat [minderjarige] twee maanden oud is de zorg en opvoeding voor haar draagt. Verzoekster is ontvankelijk in haar verzoek.
De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige] zich thans bevindt in de situatie waarin sprake is van een gezagsvacuüm, nu de moeder niet in staat is om belangrijke beslissingen te nemen.
Uit het overgelegde stukken is gebleken dat de moeder – al dan niet tijdelijk - in de onmogelijkheid verkeert om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Ook is gebleken dat het bestaan en de verblijfplaats van de moeder onbekend is. Aldus is de conclusie dat het gezag van de moeder van rechtswege is geschorst. Er dient daarom in de voogdij over [minderjarige] te worden voorzien.
Omdat verzoekster [minderjarige] al geruime tijd binnen haar gezin verzorgt, [minderjarige] naar school gaat en het daar volgens de stukken goed doet, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank geen vrees dat de belangen van [minderjarige] zouden worden verwaarloosd bij inwilliging van het verzoek. Verzoekster wordt daarom met de voogdij over [minderjarige] belast. Verzoekster heeft zich bereid verklaard tot aanvaarding van de voogdij over [minderjarige] .

Beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat het gezag van de moeder: [XX] , geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] , Frans-Guyana, over de minderjarige [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] Frans-Guyana, van rechtswege is geschorst;
benoemt tot voogdes over [minderjarige] :
[X] geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , Suriname;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, (kinder)rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. Corver, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
27 juli 2020.