Uitspraak
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
Beschikking op het op 3 juni 2019 ingekomen verzoek van:
[X] ,
[Y] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift van de man, ingekomen op 21 augustus 2019;
- het bericht van 18 september 2019 van de man;
- het verweer op de zelfstandige verzoeken van de vrouw, ingekomen op 21 oktober 2019;
- het formulier verdelen en verrekenen van de vrouw, ingekomen op 20 november 2019;
- het formulier verdelen en verrekenen van de man, ingekomen op 22 november 2019;
- het bericht van 21 januari 2020 van de man;
- het bericht van 24 maart 2020 van de vrouw;
- het bericht van 26 maart 2020 met bijlagen van de man;
- het bericht van 31 maart 2020 van de vrouw;
- het bericht van 6 april 2020 van de vrouw;
- het bericht van 6 april 2020 van de man;
- het bericht van 9 april 2020 met bijlagen van de vrouw;
- het bericht van 15 april 2020 met bijlagen van de man;
- het bericht van 21 april 2020 met bijlagen van de vrouw;
- het bericht van 7 mei 2020 van de man;
- het bericht van 2 juni 2020 met bijlagen van de vrouw;
- het bericht van 4 juni 2020 met bijlagen van de man;
- het bericht van 16 juni 2020 met bijlagen van de vrouw;
- het bericht van 16 juni 2020 met bijlagen van de vrouw.
- Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] 1990 te [plaats huwelijk] .
- Tijdens het huwelijk zijn twee nu meerderjarige kinderen geboren.
- Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden.
- Bij beschikking van [beschikkingsdatum] 2020 van deze rechtbank is het verzoek van de vrouw tot het treffen van voorlopige voorzieningen (voorlopige partneralimentatie) afgewezen.
Verzoek en verweer
- te bepalen dat de verkoopopbrengst van de woning, de thans resterende verkoopsom, van € 611.277,20 aan de man toekomt;
- de vrouw te veroordelen haar medewerking te verlenen dat een bedrag van € 611.277,20 dat notaris [notariskantoor] , notaris te [gevestigd] onder zich heeft, binnen twee dagen na betekening van de te wijzen beschikking, op een door de man aan te geven rekeningnummer wordt gestort, met veroordeling van de vrouw om aan de man te betalen een direct opeisbare en niet voor compensatie vatbare dwangsom van € 2.500,- met een maximum van € 100.000,- voor elke dag dan wel dagdeel dat de vrouw daarmee in gebreke blijft;
- te bepalen dat de vrouw alle kosten die door de notaris in rekening zijn gebracht c.q. in rekening worden gebracht die verband houden met het door de vrouw gelegde beslag voor haar rekening dient te nemen;
- de vrouw te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan de man ter hoogte van de wettelijke rente over een bedrag van € 681.644, te rekenen vanaf 8 oktober 2019 dan wel over het bedrag waarvoor de vordering is afgewezen dan wel over het bedrag dat de rechtbank in goede justitie juist acht;
- de vrouw te veroordelen aan de man een bedrag van € 17.395,- te voldoen ter vergoeding van de auto;
- de vrouw te veroordelen een bedrag te betalen van € 1.099,54 ter vergoeding van de verkoopkosten van de woning;
- voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Beoordeling
Cliënt zal per 1 december 2017, zoals afgesproken, voorlopig € 2.000,- per maand overmaken aan uw cliënte voor haar kosten van levensonderhoud totdat partijen overeenstemming hebben bereikt (of duidelijk is dat partijen niet tot een minnelijke regeling zullen komen). Gedurende de onderhandelingen zal niet worden geprocedeerd.”.Volgens de man was er geen grondslag meer voor partneralimentatie na 29 december 2017. Hij heeft geen bijdrage meer voldaan en aan de vrouw kenbaar gemaakt dat en waarom dit het geval was. Het was eind 2017 voor de vrouw méér dan duidelijk dat partijen niet tot een minnelijke regeling zouden komen. Daarnaast staat het de rechter volgens vaste rechtspraak niet vrij om partneralimentatie bij echtscheiding te doen ingaan op een datum gelegen vóór die van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
respectievelijk € 50,- en € 10,- per maand in plaats van de door de vrouw opgevoerde kosten, nu de vrouw deze kosten niet heeft onderbouwd met stukken.
nietaan hun zoon ( [zoon] ) toebehoort. De auto is weliswaar op diens naam aangekocht en geregistreerd, maar dit is ingegeven door financiële/fiscale motieven, zo leidt de rechtbank af uit de stellingen van partijen. Ook uit de als productie 3 door de man overlegde brief van mr. Schönhagen kan worden afgeleid dat partijen over de Fiat (als eigenaars) konden beschikken; de man doet ten aanzien van de auto in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aan de vrouw immers het voorstel dat zij de auto, die zij toch al in gebruik had, kon behouden.
plusnog een bedrag van € 435.000,-. De man heeft – behalve de eerste aanbetaling van € 122.500,- – ook alle verbouwingskosten voldaan à € 344.000,- en legt ten bewijze hiervan een overzicht over van 300 nota’s. In 2017 en 2018 was de vrouw nog van mening dat de betaling van € 435.000,- wel haar 40% eigenaarsaandeel betrof—zo valt ook af te leiden uit (de bewoordingen van) de brief van mr. Schönhagen. De vrouw heeft geen medewerking verleend aan pogingen van de man stukken op te vragen bij [organisatie] waaruit zou blijken dat hij opdracht heeft gegeven voor de relevante overboekingen; uit de door de man als productie 10 overgelegde brief van [organisatie] blijkt niet dat hij ten aanzien van de rekening vanaf welke de betalingen zijn gedaan beschikkingsbevoegd is (geweest). Ook heeft de vrouw geen leningsovereenkomst tussen de man en de vrouw overgelegd, of rentebetalingen aannemelijk gemaakt.
bovenophaar 40% eigendomsaandeel (en daarmee aandeel in de overwaarde) van de woning uit hoofde van geldlening een vergoedingsrecht heeft van € 435.000,- op de man. De als productie 5 bij het verzoekschrift van de vrouw overgelegde bankafschriften zijn daartoe onvoldoende. Dat de man deze overboeking heeft gedaan (en daarbij het woord ‘lening’ als omschrijving heeft gehanteerd), wordt door hem met klem betwist en volgt niet uit de stukken; uit het stuk van [organisatie] volgt juist dat de man niet beschikkingsbevoegd is ten aanzien van de rekening in kwestie. Een overeenkomst van geldlening en/of bewijzen van periodieke rentebetalingen ontbreken. Uit het stortings-/onttrekkingsoverzicht (dat op boekdatum 21 augustus 2012 een effectenoverboeking van in totaal € 156.952,78 vermeldt), blijkt bovendien niet dat het bewuste bedrag naar (een rekening van) de man is overgemaakt. Als hetgeen de vrouw stelt feitelijk en rechtens juist zou zijn had het destijds op de weg van de vrouw gelegen om de lening op de man in een schriftelijke overeenkomst vast te leggen. Het komt voor risico en rekening van de vrouw dat dit bewijs ontbreekt. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw afwijzen.
- Praxis € 750,-;
- [bedrijf] € 253,50;
- [bedrijf] € 476,75
- [schilder] € 927,50;
Beslissing
- aan de man komt toe 60% van de netto verkoopopbrengst van de woning aan de [adres] te [plaats 2] , zijnde € 611.277,20;
- aan de vrouw komt toe 40% van de netto verkoopopbrengst van de woning aan de [adres] te [plaats 2] , zijnde € 407.264,54;
19 augustus 2020.