ECLI:NL:RBDHA:2020:9808

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/564290 / FA RK 18-8898
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder afwikkeling huwelijkse voorwaarden en eenvoudige gemeenschappen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2020 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen de man, [Y], en de vrouw, [X]. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse verzoekschriften en verweren van beide partijen, waarbij de man verzocht om echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind, [voornaam minderjarige]. De vrouw heeft geen verweer gevoerd tegen de verzoeken omtrent de hoofdverblijfplaats en de kinderalimentatie, maar heeft wel zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om een gezamenlijk ouderschapsplan op te stellen, wat hen niet-ontvankelijk zou kunnen maken in hun verzoek tot echtscheiding. Echter, omdat aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan, heeft de rechtbank de verzoeken tot echtscheiding toegewezen.

De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de man vastgesteld, en de vrouw is verplicht om een bijdrage van € 25,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding. De rechtbank heeft ook de verdeling van zorg- en opvoedingstaken vastgesteld, waarbij de vrouw een weekend in de veertien dagen bij de vrouw zal zijn. Daarnaast heeft de rechtbank de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen behandeld, waarbij de man en de vrouw het eens zijn over de verdeling van bepaalde goederen, waaronder de echtelijke woning en een appartement. De rechtbank heeft bepaald dat de woning aan de man wordt toegedeeld, mits hij kan aantonen dat hij in staat is om de volledige eigendom te verkrijgen en de vrouw te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. De rechtbank heeft ook de wijze van verdeling van andere goederen vastgesteld, zoals voertuigen en schilderijen, en heeft de partijen opgedragen om belastingaanslagen en teruggaven bij helfte te delen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekest- en zaaknummers:
  • C/09/564290 en FA RK 18-8898 (echtscheiding)
  • C/09/570521 en FA RK 19-2136 (huwelijkse voorwaarden)
Datum beschikking: 3 september 2020

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 29 november 2018 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.F.M. van Weegberg te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.A.M. Jansen te Zoetermeer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van de man;
  • het bericht en aanvullend verzoekschrift van 18 december 2018 van de man;
  • het verweer- en zelfstandig verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 24 januari 2019;
  • het verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van de man, ingekomen op 20 maart 2019;
  • het bericht van 10 april 2019 van de man;
  • het formulier Verdelen en verrekenen van de vrouw, ingekomen op 16 april 2019;
  • het bericht van 16 juli 2020 met bijlagen van de man.
[voornaam minderjarige] heeft op 29 juli 2020 met de rechter gesproken over de verzoeken.
Op 29 juli 2020 is de zaak ter zitting behandeld. Verschenen zijn: de man en de vrouw, ieder bijgestaan door hun advocaat, en namens de Raad voor de Kinderbescherming
mevrouw [naam medewerkster RvdK] .

Feiten

  • De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2005 te [huwelijksplaats] .
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
  • [voornaam minderjarige] verblijft bij de man.
  • De man en de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit.
  • De man en de vrouw zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de man, zoals dat nu luidt en voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de man;
  • vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in die zin dat de vrouw en [voornaam minderjarige] in onderling overleg afspraken maken;
  • vaststelling van een door de vrouw aan de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] van € 25,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een bijdrage die de rechtbank redelijk acht;
  • voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel;
  • afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en verdeling van de eenvoudige gemeenschappen op een door de rechtbank nader te bepalen wijze;
  • veroordeling van de vrouw tot voldoening aan de man van een bedrag van € 65.500,- binnen acht weken na de door de rechtbank te wijzen beschikking, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
De vrouw voert geen verweer tegen de verzoeken tegen aanzien van de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] en de kinderalimentatie. Tegen de overige verzoeken heeft de vrouw verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De vrouw heeft zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van een regeling ter zake van de minderjarige conform punt 2 van het verweerschrift met zelfstandige verzoeken;
  • afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en verdeling van de eenvoudige gemeenschappen, conform het petitum van het verweerschrift met zelfstandige verzoeken onder c tot h.

Beoordeling

Echtscheiding
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 815 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan dient te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van beide ouders over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken, heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).
De rechtbank stelt vast dat uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat het deze ouders niet lukt om in onderling overleg een gezamenlijk ouderschapsplan op te stellen. Nu aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan, zal de rechtbank de man en de vrouw ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
De verzoeken tot echtscheiding zullen, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats [voornaam minderjarige]
De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij de man vaststellen, nu de vrouw heeft ingestemd met dit verzoek.
Kinderalimentatie
De rechtbank zal, gelet op de overeenstemming van de man en de vrouw, bepalen dat de vrouw met ingang van 3 september 2020 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] een bedrag van € 25,- per maand aan de man zal betalen.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
De man verzoekt om de zorgregeling door [voornaam minderjarige] en de moeder in overleg zelf te laten plaatsvinden, waarbij wordt gestreefd naar een weekend in de veertien dagen. Voorts geldt dat [voornaam minderjarige] in behandeling is bij een GGZ-psycholoog en orthopedagoog omdat zij moeite heeft moeite met communicatie en het uiten van haar gevoelens. Er wordt gekeken of bij [voornaam minderjarige] sprake is van ADHD. Bij [organisatie] zal een coach worden aangesteld, onder andere voor communicatie, ook tussen de vader en [voornaam minderjarige] . Als de vrouw er behoefte aan heeft, dan staat het haar vrij om zich ook te wenden tot [organisatie] .
De vrouw stemt in met het verzoek, maar zij wil uiteindelijk toewerken naar een co-ouderschapsregeling. De vrouw verzoekt wel om te bepalen dat [voornaam minderjarige] een weekend per veertien dagen bij de vrouw verblijft, die dan de zorg voor haar draagt en dat aan [voornaam minderjarige] het initiatief wordt gelaten om ook op andere momenten bij de vrouw te zijn.
In het gesprek met [voornaam minderjarige] is duidelijk geworden dat [voornaam minderjarige] haar moeder niet veel heeft gezien (twee dagen in 2019) en dat zij haar moeder mist. [voornaam minderjarige] vindt het moeilijk om haar gevoelens met haar moeder te bespreken. De rechtbank acht het in het belang van [voornaam minderjarige] dat de moeder contact opneemt met [organisatie] , zoals door de vader is geopperd en door de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting is geadviseerd, zodat bekeken kan worden wat de deskundigen kunnen betekenen voor de relatie en communicatie tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . De rechtbank zal verder conform de overeenstemming van de ouders beslissen, namelijk dat [voornaam minderjarige] een weekend in de veertien dagen bij de moeder is. Daarbij is het van groot belang dat de moeder deze regeling nakomt, en als zij dat niet kan, zij tijdig aan [voornaam minderjarige] en de vader aangeeft dat zij verhinderd is (of naar Rusland moet). Vervolgens kunnen zij in onderling overleg een inhaalweekend afspreken. Voor een co-ouderschapsregeling acht de rechtbank het gelet op het ontbreken van een frequent en stabiele zorgregeling te vroeg.
Informatieregeling
Ten aanzien van de informatieregeling heeft de vrouw geen belang bij haar verzoek, nu deze verplichting voortvloeit uit de wet, zodat de rechtbank het verzoek zal afwijzen.
Voortgezet gebruik van de echtelijke woning
De rechtbank zal het verzoek van de man toewijzen, nu de vrouw geen verweer heeft gevoerd.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en verdeling gemeenschap van goederen
De man en de vrouw zijn onder huwelijkse voorwaarden gehuwd, die kort gezegd inhouden een uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen, behoudens een gemeenschap van onroerende zaken waarbij horen:
het spaardeel van de overeenkomsten van levensverzekering, aangegaan ter financiering van onroerende zaken;
schulden uit geldlening, aangegaan ter financiering waarvoor de onroerende zaken zijn verbonden.
De man en de vrouw zijn het erover eens dat ten aanzien van het onroerende goed te [woonplaats] aan de [adres 1] , de echtelijke woning, een gemeenschap van goederen is ontstaan op grond van de huwelijkse voorwaarden. Aan deze woning zijn gekoppeld een hypothecaire geldlening bij Florius en een levensverzekering bij Reaal.
De man en de vrouw zijn het erover eens dat ten aanzien van de volgende goederen een eenvoudige gemeenschap is ontstaan:
twee auto’s (Ford Mondeo en Ford Focus);
twee brommobielen;
vier schilderijen.
Tussen de man en de vrouw is in geschil of ten aanzien van het appartement aan de [adres 2] te [woonplaats] een gemeenschap van onroerende zaken is ontstaan.
Peildatum
Als peildatum voor de omvang van de gemeenschap van onroerende zaken en eenvoudige gemeenschappen neemt de rechtbank de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, te weten 29 november 2018. Voor de bepaling van de waarde geldt als wettelijke peildatum de datum van de feitelijke verdeling, tenzij partijen in onderling overleg daarvan afwijken.
[adres 1] , [woonplaats]
De man wenst de woning overnemen en de vrouw heeft hier mee ingestemd. Tussen partijen staat vast dat de woning een waarde heeft van € 260.000. De rechtbank zal de man tot drie maanden na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand de tijd geven om te onderzoeken of hij de echtelijke woning tegen deze waarde kan overnemen. Indien de man het aandeel van de vrouw in de woning kan overnemen, dan wordt de woning aan de man toegedeeld. De man dient er dan zorg voor te dragen dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. De man dient vervolgens de helft van de overwaarde (te weten € 260.000 plus de waarde van de levensverzekering minus de hypothecaire geldlening) aan de vrouw te voldoen.
Indien de man dit niet kan, zal de echtelijke woning verkocht moeten worden. Bij verkoop en levering van de woning aan een derde moet de hypothecaire lening worden afgelost. Partijen zijn vervolgens ieder voor de helft gerechtigd tot de resterende overwaarde (te weten de verkoopopbrengst plus de afkoop van de levensverzekering minus de verkoopkosten minus de hypothecaire lening).
Eenvoudige gemeenschappen
Partijen zijn het eens over de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen:
  • de Ford Mondeo zal aan de man worden toebedeeld voor een waarde van € 17.000,- zodat de man aan de vrouw dient te vergoeden € 8.500;
  • de Ford Focus zal aan de vrouw worden toebedeeld voor de waarde van € 8.000,- zodat de vrouw aan de man dient te vergoeden € 4.000;
  • een brommobiel wordt aan de man toebedeeld en een brommobiel aan [voornaam minderjarige] , zonder verrekening van de waarde met de vrouw;
  • ten aanzien van de vier schilderijen hebben partijen ter zitting afgesproken dat de vrouw eerst een schilderij kiest, vervolgens de man twee, en de vrouw als laatste nog een, zonder verdere verrekening.
[adres 2] , [woonplaats]
De vrouw stelt dat de ouders van de vrouw eigenaar zijn van het appartement aan de [adres 2] . Het appartement is door hen aangekocht in 2012 en op hun kosten verbouwd. Op de koopakte wordt de vrouw genoemd, maar dat komt omdat de ouders van de vrouw door de man verkeerd zijn geïnformeerd. De man heeft, aldus de vrouw, ten onrechte de informatie verstrekt dat Russische burgers in Nederland geen onroerend goed kunnen bezitten. De vrouw woont nu in de woning, maar haar ouders hebben altijd de vaste lasten betaald. De woning valt nu in de gemeenschap van onroerende zaken van partijen, maar dat is nooit de bedoeling van partijen geweest. Huwelijkse voorwaarden raken in de vergetelheid en dat is ook hier het geval. In de brief van de man geeft hij meerdere malen duidelijk aan dat hij van mening is dat de woning van de vrouw is. Hij besefte dus dat de woning van de ouders van de vrouw was. Daarom verzoekt de vrouw om de woning buiten toepassing van de huwelijkse voorwaarden te laten. De vrouw wil de man compenseren voor het wegvallen van toeslagen en de betaalde Box 3-belasting sinds de datum dat het appartement op naam van de vrouw staat. De vrouw heeft ter zitting zich op het standpunt gesteld dat zij bij het tekenen van de huwelijkse voorwaarden de Nederlandse taal beperkt machtig was en de constructie ten aanzien van de gemeenschap van onroerende goederen niet begreep.
De man stelt dat het appartement in de gemeenschap van onroerende zaken van partijen valt en dat geen aanleiding bestaat om toepassing van dit huwelijksvermogensregime in strijd met maatstaven van redelijkheid en billijkheid te achten. Partijen zijn ingevolge de beperkte gemeenschap gezamenlijk eigenaren, nu het appartement op naam van de vrouw staat. De man betwist dat hij de ouders van de vrouw op het verkeerde been zou hebben gezet met onjuiste informatie. Volgens de man was het de bedoeling dat het appartement op naam van [voornaam minderjarige] zou komen, waarbij echter haar minderjarigheid een belemmering vormde, zodat vervolgens het appartement op naam van de vrouw is gezet. Wat er echter ook van zij dat het appartement is bekostigd door de ouders van de vrouw en dat de rechtsgrond voor de daaropvolgende vermogensverschuiving richting de vrouw onduidelijk is, dit doet er niet aan af dat de woning in de gemeenschap van onroerende zaken is gevallen, aldus de man.
Ten aanzien van de door de man geschreven brief waarin de man schrijft dat de woning van de vrouw is, heeft de man betoogd dat hij destijds geen juridische bijstand had, zodat hem dit niet kan worden verweten. Het appartement kan worden toebedeeld aan de vrouw voor een nader te bepalen waarde, waarvan de vrouw de helft aan de man dient te voldoen. De man heeft de waarde geschat op € 165.000, maar door de vrouw wordt geen taxatie overgelegd.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de stellingen van partijen dient de rechtbank de huwelijkse voorwaarden en daarmee samenhangend (de aankoop van) het appartement aan de [adres 2] te [woonplaats] uit te leggen aan de hand van de zogenaamde Haviltex-maatstaf. Het komt dan aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de huwelijkse voorwaarden mochten toekennen en op wat zij in dit verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De uitleg vindt daarbij niet plaats op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin de overeenkomst is gesteld. Wel is de betekenis die die woorden normaal gesproken in het maatschappelijk verkeer hebben, bij de uitleg van groot belang. Daarnaast is onder meer de context relevant, dat wil zeggen de verschillende bepalingen bezien in onderling verband, en verder de aard en strekking van de diverse bepalingen en de geschiedenis van de totstandkoming daarvan. Daarbij kan verder van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke kennis in verband daarmee van partijen kan worden verwacht.
Ter zitting is gebleken dat beide partijen zich niet meer de exacte reden, bedoeling en achtergrond kunnen herinneren van de bepaling ten aanzien van de gemeenschap van onroerende zaken in hun huwelijkse voorwaarden. Verder heeft de man betwist dat de vrouw de taal niet goed machtig was, aangezien de vrouw al 28 jaar in Nederland is.
Over het gedrag van partijen (en de ouders van de vrouw) ten aanzien van de (aankoop van het) appartement aan de [adres 2] is het de rechtbank niet gebleken dat het niet de bedoeling zou zijn dat de vrouw de eigenaar van het appartement zou zijn, ook al zouden de ouders van de vrouw in de woning verblijven. De vrouw staat als koper op de koopakte vermeld en wordt daarmee als eigenaar van de woning aangemerkt, zodat de rechtbank vast stelt dat het appartement in de gemeenschap van onroerende zaken van partijen valt. De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken niet kan worden afgeleid dat partijen, op een bepaald moment, verder strekkende afspraken hebben gemaakt over het appartement. Dat de man in een brief meerdere malen zou hebben gezegd dat de woning van de vrouw is, betekent niet dat de man afstand heeft gedaan van zijn aandeel in deze gemeenschap. In het geval de man afstand had willen doen van de in de huwelijkse voorwaarden geregelde verdeling van de gemeenschap van onroerende zaken, dan hadden partijen dit nadrukkelijk moet overeenkomen, met name nu een dergelijke verbintenis verstrekkende gevolgen heeft. Een dergelijke afspraak moet dan ook duidelijk blijken uit de inhoud van een overeenkomst. De brief van de man is daarvoor onvoldoende.
Uit het voorgaande volgt dat tussen de man en de vrouw geen afwijkende afspraken over de verdeling van het appartement gemaakt zijn. Dit betekent dat de huwelijkse voorwaarden van toepassing zijn en het appartement voor verdeling in aanmerking komt.
Door de man is gesteld dat het appartement circa € 165.000 waard is. Om de huidige marktwaarde van het appartement vast te stellen is een taxatie noodzakelijk. De rechtbank zal daarom beslissen dat de vrouw zo spoedig mogelijk een taxatie van de waarde (per datum taxatie) van het appartement moet laten verrichten door een door beide partijen, eventueel via hun advocaten, aan te wijzen makelaar. Voor zover partijen hier niet uitkomen bepaalt de rechtbank dat in dat geval zijdens de man drie makelaars kunnen worden genoemd, waarvan de vrouw één makelaar zal kiezen die de taxatie uit zal voeren. Vervolgens krijgt de vrouw tot uiterlijk 1 februari 2021 de tijd om het appartement voor de getaxeerde prijs over te nemen, onder de voorwaarde van betaling van de helft van de waarde aan de man.
Indien de vrouw niet uiterlijk op 1 februari 2021 aan de man de helft van de waarde heeft voldaan, moet het appartement door de man en de vrouw via een zelf te kiezen verkoopmakelaar en zo nodig via de advocaten worden verkocht en geleverd aan een derde. De verkoopopbrengst zal door de man en de vrouw bij helfte moeten worden verdeeld.
Belastingaanslagen en –teruggaven
Partijen zijn het erover eens dat ieder de helft moet voldoen van de aanslagen en dat ieder de helft heeft op de teruggave.

Beslissing

De rechtbank:
- spreekt de echtscheiding uit tussen de man en de vrouw, gehuwd op [huwelijksdatum] 2005 te [huwelijksplaats] ;
- bepaalt dat [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man;
- bepaalt dat [voornaam minderjarige] bij de vrouw zal zijn een weekend in de veertien dagen;
- bepaalt de door de vrouw te betalen kinderalimentatie voor [voornaam minderjarige] op € 25,- per maand, met ingang van 3 september 2020, telkens bij vooruitbetaling aan de man te voldoen;
- bepaalt dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning van de woning te
( [postcode] [woonplaats] aan de [adres 1] , en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand;
  • bepaalt ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen van de man en de vrouw – onder voorwaarde van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand – dat:
  • de echtelijke woning aan de [adres 1] ( [postcode] ) te [woonplaats] wordt tegen de getaxeerde waarde van € 260.000,- toegedeeld aan de man, onder de voorwaarde dat hij binnen drie maanden na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw aantoont dat hij in staat is de (financiering ten behoeve van de) volledige eigendom van deze woning te verkrijgen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en waarbij de man de helft van de overwaarde – te weten de getaxeerde waarde plus de levensverzekering minus de hypothecaire geldleningen – aan de vrouw dient te voldoen;
indien niet binnen de genoemde termijn aan voornoemde voorwaarde kan worden voldaan, dient de echtelijke woning te worden verkocht en geleverd aan een derde waarna de hypothecaire geldlening moeten worden afgelost en partijen vervolgens ieder voor de helft gerechtigd zijn tot de resterende overwaarde (te weten de verkoopopbrengst plus de levensverzekering minus de kosten en minus de hypothecaire lening);
2. van het appartement aan de [adres 2] te [woonplaats] dient zo spoedig mogelijk een taxatie te worden verricht door een door beide partijen, eventueel via hun advocaten en zo nodig conform het vorenoverwogene, aan te wijzen makelaar;
de vrouw krijgt tot 1 februari 2021 de tijd om het appartement voor de getaxeerde waarde over te nemen, onder de voorwaarde van betaling van de helft van de waarde aan de man;
indien de vrouw niet uiterlijk op 1 februari 2021 aan de man de helft van de waarde heeft voldaan, moet het appartement door de man en de vrouw worden verkocht en geleverd aan een derde, waarbij de verkoopopbrengst door de man en de vrouw bij helfte moet worden verdeeld.
- stelt de wijze van verdeling van de goederen die partijen in gemeenschappelijke eigendom hebben als volgt vast:
de Ford Mondeo zal aan de man worden toebedeeld voor een waarde van € 17.000, onder de verplichting aan de vrouw € 8.500 te betalen;
de Ford Focus zal aan de vrouw worden toebedeeld voor de waarde van € 8.000 onder de verplichting aan de man € 4.000 te betalen
een brommobiel wordt aan de man toebedeeld en een brommobiel aan [voornaam minderjarige] , zonder verrekening van de waarde met de vrouw;
ten aanzien van de vier schilderijen: de vrouw kiest eerst een schilderij kiest, vervolgens de man twee, en de vrouw als laatste nog een schilderij, zonder verrekening van de waarde;
bepaalt dat partijen eventuele teruggaven en aanslagen inkomstenbelasting - voor zover die zien op de periode tot 29 november 2018 – bij helfte te delen dan wel bij helfte te dragen;
- verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Meeder, (kinder)rechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. Corver, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
3 september 2020.