ECLI:NL:RBDHA:2020:9734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
NL 20.1399 en 20.1400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Haïtiaanse man wegens valsheid documenten en ongeloofwaardig asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2020 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Haïtiaanse man, die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de overgelegde documenten ter onderbouwing van zijn asielrelaas vals waren en dat het asielrelaas zelf ongeloofwaardig was. De eiser, die op 13 november 2018 en 5 december 2018 slachtoffer was van geweld, had documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn verhaal, waaronder een geboorteakte en andere stukken van een instantie in zijn thuisland. Echter, Bureau Documenten concludeerde dat deze documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vals waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser over de incidenten tegenstrijdig en inconsistent waren. Eiser was niet verschenen op de zitting, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder terecht was, omdat de documenten niet konden bijdragen aan de onderbouwing van eisers asielrelaas. De rechtbank heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier L. Fernandez Ferreiro, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.1399 en NL20.1400
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser en verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [naam] ),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

ProcesverloopBij besluit van 10 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiser een inreisverbod opgelegd voor twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 september 2020. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Haïtiaanse nationaliteit geboren op [geboortedatum] . Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij, zijn zus en zijn moeder op 13 november 2018 zijn aangevallen door bendeleden in de wijk [naam wijk] in [plaatsnaam] . Eisers moeder is vermoord en eiser en zijn zus zijn verkracht. Eiser is na het incident ondergedoken. Hij heeft aangifte gedaan van de aanval en heeft ook een aantal maal gedemonstreerd om de daders vervolgd te krijgen. Op 5 december 2018 is eiser nogmaals aangevallen. Vervolgens is hij gevlucht.
2. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn asielrelaas in beroep een aantal stukken overgelegd. Het betreft een geboorteakte en een aantal documenten van het [naam] te [plaatsnaam] , die zouden bevestigen dat eiser klager is in de collectieve aangifte met betrekking tot deze aanval.
3.1
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
- het incident van 13-14 november 2018; en
- het incident van 5 december 2018.
3.2
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiser over de twee incidenten gelooft verweerder niet. Eiser heeft daarover tegenstrijdige, wisselende en inconsistente verklaringen afgelegd. Om die reden heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft dit gemotiveerd betwist.
4. De rechtbank stelt eerst vast dat de behandeling van deze zaken eerder is aangehouden, omdat eiser in beroep nog een aantal documenten heeft overgelegd. De documenten zijn vervolgens onderzocht door Bureau Documenten. Uit de Verklaring van Onderzoek van 9 maart 2020 blijkt dat Bureau Documenten de stukken met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vals acht.
5.1
Allereerst is aan de orde welke waarde toekomt aan de door eiser overgelegde documenten. Zoals hiervoor is opgemerkt, zijn deze documenten door Bureau Documenten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aangemerkt als vals. De Verklaring van Onderzoek van Bureau Documenten dient naar het oordeel van de rechtbank te worden aangemerkt als een deskundigenbericht. Dat betekent dat in beginsel van de juistheid daarvan dient te worden uitgegaan, voor zover het deskundigenbericht zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk en concludent is. Dat is alleen anders indien concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het deskundigenbericht worden aangevoerd.
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat het deskundigenbericht niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat daaruit niet blijkt dat gebruik is gemaakt van referentiemateriaal. Deze beroepsgrond slaagt niet. De enkele omstandigheid dat in de Verklaring van Onderzoek niet overal is aangegeven of referentiemateriaal is gebruikt, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. Bovendien blijkt duidelijk uit de Verklaring van Onderzoek dat Bureau Documenten bijzonderheden heeft aangetroffen in de opmaak van de documenten. Welke dat precies zijn hoeft Bureau Documenten niet prijs te geven.
5.3
Eiser heeft verder aangevoerd dat een aantal stukken niet goed zijn benoemd door Bureau Documenten, nu wordt gesproken over stukken van het Ministerie van Justitie en niet van het [naam] . Ook deze beroepsgrond faalt. Bovenaan de betreffende stukken staat het [naam] genoemd, waar het [naam] een onderdeel van is. Bureau Documenten heeft dat dus niet verkeerd gedaan. Bovendien, al zou dat al het geval zijn, dat maakt niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Relevant is dat duidelijk is over welke stukken het gaat en dat is hier het geval.
5.4.
Eiser heeft nog betoogd dat geen onafhankelijk expert is die een contra-expertise kan verrichten en dat dit in strijd is met beginsel van
equality of arms. Ook deze beroepsgrond kan niet slagen. Eiser kan op verschillende manieren zijn asielrelaas staven, onder andere door geloofwaardige verklaringen af te leggen maar ook door andere bewijsmiddelen te overleggen. Bovendien heeft verweerder aan de afwijzing van de aanvraag niet ten grondslag gelegd dat de documenten vals waren. Op dat moment had eiser de documenten nog niet overgelegd. Strijd met het beginsel van
equality of armsis dan ook niet aan de orde.
5.5
Verweerder heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat de door eiser overgelegde documenten vals zijn en niet kunnen bijdragen aan de onderbouwing van eisers asielrelaas. Dan is het vervolgens de vraag of verweerder op grond van eisers verklaringen heeft kunnen komen tot de afwijzing van de asielaanvraag.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser op goede gronden tegenwerpt dat hij tegenstrijdig, inconsistent en wisselend heeft verklaard over de betreffende incidenten. Zo wijst verweerder er terecht op dat er indicaties zijn op [naam] dat eiser in [plaatsnaam] was ten tijde van het eerste incident. Hij heeft daar geen afdoende verklaring voor kunnen geven. Volgens eiser had hij dit op [naam] gepost om de bendeleden te misleiden, maar hij heeft vervolgens niet kunnen uitleggen waarom hij al voor het incident berichten had geplaatst waaruit volgt dat hij in het buitenland was. Ook eisers verklaring dat hij als gevolg van het incident van 13 november een bril draagt, heeft verweerder op goede gronden onder verwijzing naar eerdere [naam] berichten (waarin hij al een bril droeg) niet geloofd. Verder heeft eiser wisselend verklaard over het aantal bendeleden die het huis waren binnengekomen. Het tweede incident heeft verweerder ook ten onrechte ongeloofwaardig geacht nu in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd uiteen is gezet dat hij daar tegenstrijdig over heeft verklaard.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het relaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Bovendien heeft eiser kennelijk inconsistente en tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Verweerder kon de aanvraag dan ook afwijzen als kennelijk ongegrond. Tegen het inreisverbod zijn geen aparte gronden aangevoerd, zodat ook dat onderdeel van het besluit in rechte stand kan houden.
8. Het beroep is ongegrond. Omdat de rechtbank op het beroep beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak NL20.1399,verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak NL20.1400, wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van
L. Fernandez Ferreiro, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover gericht tegen het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.