6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door meermalen met een mes van twintig centimeter in te steken op het slachtoffer. De aangever heeft hierbij verwondingen opgelopen aan zijn duim en schouder.
Dit is een ernstig feit. De verdachte heeft met haar handelen geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de gezondheid van het slachtoffer. Zij heeft hem angst aangejaagd en doen vrezen voor de dood. Wat er aan het incident ook vooraf mag zijn gegaan, het toepassen van geweld mag en kan nooit de oplossing zijn.
Persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een haar betreffend strafblad van 24 juni 2020. Hieruit volgt dat zij niet eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportages van psycholoog R.S. Turk en psychiater B.A. Blansjaar van respectievelijk 25 en 28 augustus 2020. Beide deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis, boulimia nervosa en een stoornis in alcoholgebruik in remissie, bij zwakbegaafdheid, en dat hiervan ook sprake was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit. De deskundigen zijn van mening dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit door deze stoornissen beperkt was in haar gedragskeuzen en gedragingen. Beide deskundigen adviseren de rechtbank daarom het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Zij schatten het recidiverisico in als matig verhoogd en achten het nodig dat de verdachte wordt behandeld. Zij adviseren de rechtbank de verdachte een klinisch psychiatrische behandeling op een Forensisch Psychiatrische Afdeling op te leggen, met ambulante nazorg en resocialisatie naar of via begeleid wonen, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf, onder toezicht van de reclassering.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van GGZ Fivoor Leiden van 7 september 2020. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. Zij sluit zich aan bij het strafadvies van de deskundigen en adviseert de rechtbank in verband met het veiligstellen van een eventuele overbruggingsplek de bijzondere voorwaarden (een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en begeleid wonen of maatschappelijke opvang) dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de psycholoog en psychiater deugdelijk zijn gemotiveerd en dat de overwegingen in de rapportages de conclusies kunnen dragen. Zij neemt de conclusies ten aanzien van de stoornissen en de toerekenbaarheid van de verdachte van de deskundigen over en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. De rechtbank zal dan ook bepalen dat het bewezenverklaarde feit verminderd aan de verdachte kan worden toegerekend. Ook met betrekking tot het recidiverisico en de behandeling van de verdachte neemt de rechtbank de conclusies van de deskundigen over. Zij is van oordeel dat sprake is van een matig verhoogd recidiverisico en dat behandeling nodig is.
Bij een poging doodslag is in beginsel de oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Een andere dan een vrijheidsbenemende straf past ook niet bij de ernst van het feit. De rechtbank ziet in deze zaak echter aanleiding de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken in duur en overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier volgt dat de verdachte ten tijde van het feit al geruime tijd op zoek was naar passende hulp voor haar (psychische) problematiek. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de verdachte bij diverse zorginstanties in behandeling is geweest, maar dat geen enkele behandeling echt heeft aangeslagen. Dit lijkt voor een deel voor rekening van de verdachte te komen, nu zij voortdurend twijfelt aan het behandelbeleid, afspraken afzegt en diagnostiek in twijfel trekt. Het blijkt voor de verdachte moeilijk zich probleemoplossend op te stellen en aan te geven wat ze wil of nodig heeft. Aan de andere kant volgt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangever [slachtoffer] dat ook vanuit de kant van de hulpverlening dingen fout zijn gegaan, en heeft de verdachte zelf aangegeven dat het juist door haar (borderline)problematiek komt dat zij behandelingen snel opgeeft.
[slachtoffer] heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring beschreven dat hij het incident voornamelijk toeschrijft aan de falende hulpverlening en dat hij enkel aangifte tegen de verdachte heeft gedaan om ervoor te zorgen dat zij de hulp krijgt die zij nodig heeft. Uit het rapport van de reclassering volgt dat de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer] in goed overleg is beëindigd. Zij hebben in de penitentiaire inrichting gesproken over het delict en de verdachte heeft [slachtoffer] haar excuses aangeboden. Ook ter zitting heeft de verdachte verklaard dat zij spijt heeft van haar handelen en hetgeen zij [slachtoffer] heeft aangedaan. [slachtoffer] heeft aangegeven dat hij graag vrienden wil blijven met de verdachte en dat hij geen behoefte heeft aan een contact- of locatieverbod.
Oplegging van een straf heeft een aantal doelen: vergelding, algemene preventie, speciale preventie en handhaving van de normen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke straf in deze zaak het meest recht doet aan deze doelen. Het strafdoel van speciale preventie weegt in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank het zwaarst. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank gediend indien op effectieve wijze wordt voldaan aan de hulpvraag van de verdachte. In het kader van vergelding neemt de rechtbank mee dat tussen de verdachte en het slachtoffer gesprekken hebben plaatsgevonden, die hebben bijgedragen aan herstel. De schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer] geeft daarvan ook blijk. Vergelding weegt in deze zaak dus minder zwaar voor de rechtbank dan voor de officier van justitie. Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank zal volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van relatief korte duur en een langere voorwaardelijke gevangenisstraf, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op de ernst van het feit en de psychische problematiek van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat hierboven genoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.