Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Studentalent DNL B.V., te Rotterdam,
(gemachtigde: M. Walenbergh).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. C. Moustaïne, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door J.B. Snoek. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering per 7 april 2018, welke beëindiging door verweerder was vastgesteld in een besluit van 12 april 2018. Eiseres betoogde dat haar klachten waren onderschat en dat zij ongeschikt was voor haar werk als zorgondersteuner bij Studentalent DNL B.V.
De rechtbank heeft allereerst beoordeeld of het beroep ontvankelijk was, aangezien het beroepschrift één dag te laat was ingediend. Eiseres stelde dat zij niet het volledige bestreden besluit had ontvangen, wat de rechtbank als verschoonbare termijnoverschrijding heeft geaccepteerd. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank de inhoudelijke gronden van het beroep beoordeeld. Eiseres had geen medische onderbouwing geleverd voor haar standpunt dat zij ongeschikt was voor haar werk, ondanks dat zij de gelegenheid had gekregen om aanvullende medische informatie in te dienen.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldige totstandkoming van het medisch rapport dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag. De verzekeringsarts had overtuigend beargumenteerd dat eiseres in staat was haar eigen werk te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.