ECLI:NL:RBDHA:2020:9642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.13173
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser op grond van verwestering en vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2020 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Somalische eiser. De eiser, die in 1994 geboren is en sinds 2009 in Nederland verblijft, heeft een opvolgende asielaanvraag ingediend na eerdere afwijzingen. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die oordeelde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 18 september 2020, waar de zaak samen met een andere werd behandeld, heeft de rechtbank de argumenten van de eiser en de verweerder gehoord.

De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië te vrezen heeft voor vervolging. De eiser voerde aan dat hij door zijn langdurig verblijf in Nederland geen kennis meer heeft van de Somalische cultuur en dat hij niet praktiserend religieus is, wat hem in gevaar zou kunnen brengen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser, ondanks zijn lange verblijf in Nederland, in staat is om zich aan te passen aan de Somalische gewoonten en dat er geen bewijs is dat hij in zijn voormalige woonplaats Abduwak te vrezen heeft voor vervolging door de beweging Al Shabaab.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13173

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Sweerts).

ProcesverloopBij besluit van 24 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL20.13174, plaatsgevonden op 18 september 2020. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1994 en bezit de Somalische nationaliteit.
2. In 2009 is eiser Nederland ingereisd en heeft hij asiel aangevraagd. Bij besluit van 18 juni 2009 is aan eiser een asielvergunning verleend. Bij besluit van 15 oktober 2014 is de geldigheidsduur daarvan verlengd.
3. Bij besluit van 26 juni 2017 is eisers asielvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot 22 augustus 2014 en is tegen eiser een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van tien jaren. Het daartegen door eiser ingestelde beroep is ongegrond verklaard. [1]
4. Op 3 oktober 2018 hebben de Nederlandse autoriteiten een verzoek van de Duitse autoriteiten om eiser terug te nemen geaccordeerd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. [2] Op 16 januari 2019 is echter door de Duitse autoriteiten meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken.
5. Op 12 september 2019 heeft eiser in Nederland een opvolgende asielaanvraag ingediend. Deze is bij besluit van 25 september 2019 buiten behandeling gesteld.
6. In deze zaak gaat het om eisers tweede opvolgende, in totaal derde, asielaanvraag van 2 oktober 2019. Deze is bij besluit van 8 januari 2020 afgewezen. Het daartegen door eiser ingestelde beroep is gegrond verklaard [3] , waarbij aan verweerder is opgedragen om opnieuw te motiveren of aan eiser na terugkeer verwestering zal worden toegedicht en of eiser in zijn voormalige woonplaats Abduwak te vrezen heeft voor de beweging Al Shabaab. Bij het bestreden besluit is eisers asielaanvraag opnieuw afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. [4]
7. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. Eiser voert aan dat verweerder heeft miskend dat aan hem bij terugkeer verwestering zal worden toegedicht. Daarbij wijst hij erop dat hij geen kennis meer heeft van de Somalische cultuur en omgangsvormen omdat hij sinds zijn vijftiende in Nederland verblijft en dat hij niet praktiserend religieus is.
9. Niet in geschil is dat, ook wanneer het niet gaat om Afghaanse vrouwen, een beroep op verwestering dient te worden beoordeeld aan de hand van de uitspraak van de Afdeling [5] van 21 november 2018. [6] Daarin is kort weergegeven neergelegd dat het enkel aannemen van een westerse levensstijl geen aanleiding is om een asielvergunning te verlenen maar dat sprake moet zijn van verwestering die voortkomt uit een godsdienstige of politieke overtuiging, dan wel van uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerken die voortkomen uit een westerse levensstijl, die voor een actor van vervolging reden zijn om een vervolgingsgrond uit het Vluchtelingenverdrag [7] toe te dichten.
10. Met de hiervoor onder 6. genoemde gegrondverklaring is in rechte vast komen te staan dat eisers gedragingen niet voortkomen uit een godsdienstige of politieke overtuiging. Verder heeft de rechtbank overwogen dat van eiser verwacht mag worden dat hij zich na terugkeer aanpast (rechtsoverweging 5.2.1) maar ook dat de hiervoor onder 8. genoemde kenmerken niet gemakkelijk te veranderen zijn (rechtsoverweging 5.3.3). Daarmee is nog niet gegeven dat er in het geval van eiser sprake is van uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerken die leiden tot vervolging.
11. Ten aanzien van eisers stelling dat hij niet praktiserend religieus is, heeft verweerder terecht overwogen dat niet is gebleken dat dit tot problemen zal leiden. Daarbij heeft verweerder terecht in aanmerking genomen dat eiser heeft verklaard dat hij voorafgaand aan zijn vertrek naar Nederland ook niet praktiserend religieus was en dat zijn manier van leven toen niet verschilde van die van andere jongens in Somalië. Ten aanzien van eisers stelling dat hij sinds zijn vijftiende in Nederland verblijft en geen kennis meer heeft van de Somalische cultuur en omgangsvormen, heeft verweerder terecht gewezen op het feit dat eiser wel vloeiend Somalisch spreekt en dat niet is gebleken dat het niet mogelijk is voor hem om zich, mede gelet op zijn jonge leeftijd, de Somalische gewoonten weer eigen te maken.
12. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat niet is gebleken dat er in eisers voormalige woonplaats Abduwak een actor van vervolging aanwezig is. Niet langer in geschil is dat de beweging Al Shabaab daar niet aan de macht is. Eisers stelling dat Al Shabaab daar nog wel invloed heeft en dat er ook andere actoren van vervolging zijn, is niet aannemelijk gemaakt. De door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 12 juli 2019 [8] heeft betrekking op het inmiddels achterhaalde ambtsbericht uit 2017 [9] . Ter zitting heeft verweerder terecht opgemerkt dat uit het namens eiser aangehaalde meest recente ambtsbericht [10] niet is af te leiden dat Al Shabaab invloed heeft op plaatsen waar het niet aan de macht is en evenmin dat niet praktiserende soennitische moslims per definitie gevaar lopen. Voor zover eiser in de gronden van beroep de door verweerder gebruikte landeninformatie aanhaalt, gaat dit over gebieden waarin Al Shabaab wel aan de macht is.
13. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder eisers asielaanvraag terecht opnieuw heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.S. Hamans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, 14 februari 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:930).
2.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
3.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 25 maart 2020 (ECLI:NL:RBNNE:2020:1403).
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (
9.Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Centraal- en Zuid-Somalië van 23 november 2017.
10.Algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Somalië van 31 maart 2020.