ECLI:NL:RBDHA:2020:9627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
C/09/596313 / JE RK 20-1721
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een complexe echtscheiding met minderjarigen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling op basis van artikel 1:253a BW, waarbij hij voorstelt dat de kinderen elke twee weken een weekend bij de moeder verblijven. De vader heeft aangegeven dat de kinderen zich onveilig voelen bij de moeder en dat er geen gedwongen omgang moet plaatsvinden. De moeder heeft verweer gevoerd en zelfstandige verzoeken ingediend, waaronder een verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling en een wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het nog te vroeg is om een definitieve beslissing te nemen over de zorgregeling, gezien de recente ontwikkelingen en de noodzaak voor een nieuwe jeugdbeschermer. De rechtbank heeft bepaald dat de omgang tussen de moeder en de kinderen wekelijks zal plaatsvinden, bij voorkeur zonder de aanwezigheid van de vader, en dat de ouders een plan moeten opstellen voor de omgang.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/596313 / JE RK 20-1721
Datum uitspraak: 1 oktober 2020

Beschikking van de meervoudige kamer

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (ex art. 1:253a BW); aanhouding

in de zaak van het op 20 juli 2020 ingekomen verzoekschrift van:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. drs. M. Erkens, gevestigd te Den Haag,
betreffende de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.I.A. Schröder, gevestigd te Utrecht,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking van 31 juli 2020 van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 1 augustus 2020 tot 21 december 2020 en is het zelfstandige verzoek van de vader tot wijziging van de zorgregeling aangehouden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking van 31 juli 2020;
- het proces-verbaal van de zitting van 23 juli 2020;
- het verslag van de zijde van de gecertificeerde instelling d.d. 21 augustus 2020, ingekomen op 15 september 2020;
- het aanvullend verweerschrift, tevens inhoudende zelfstandige verzoeken van de zijde van de advocaat van de moeder, ingekomen op 15 september 2020;
- het aanvullend schrijven van de zijde van de vader, ingekomen op 14 september 2020.
Op 16 september 2020 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. drs. M. Erkens;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. D.I.A. Schröder;
- mevrouw [teamleider] , en mevrouw [gedragsdeskundige] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn op 16 september 2020 afzonderlijk in raadkamer gehoord.

Verzoek

De vader heeft de rechtbank verzocht om op grond van artikel 1:253a BW een regeling vast te stellen, waarbij:
  • de kinderen elke twee weken een weekend bij de moeder verblijven vanaf vrijdag 17.30 uur tot zondag 17.00 uur;
  • de moeder zorgt dat de kinderen alle sportactiviteiten volgens schema van de sportclubs volledig kunnen uitvoeren;
  • de kinderen niet worden gedwongen tot omgang.
Namens en door de vader is het verzoek als volgt onderbouwd. De vader zit klem door de huidige zorgregeling. De kinderen geven duidelijk aan dat zij geen gedwongen omgang met de moeder willen en dat zij zich onveilig voelen bij haar. De moeder blijft echter een 50/50-verdeling eisen. De vader ziet in dat co-ouderschap niet haalbaar is, omdat de moeder onvoldoende in staat is om aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen. Hij ziet echter eveneens dat de kinderen belang hebben bij omgang met de moeder en wil hun band bevorderen. De verzochte zorgregeling is zijns inziens daarom passend. De vader vindt het van belang om te onderstrepen dat de stem van de kinderen een belangrijke rol dient te spelen en dat hier al te vaak aan voorbij is gegaan. De vader is bereid om de moeder en de kinderen alleen te laten tijdens de omgang, maar alleen indien de kinderen dit willen.
Volgens de vader mochten de ouders wel uitgaan van de nieuwe lijn van de ondertoezichtstelling, omdat zij hierover een ondertekende brief hebben ontvangen van de voormalige jeugdbeschermer. Voor het verzoek tot wijziging van de zorgregeling doet het er echter niet toe of de gecertificeerde instelling een nieuwe aanpak heeft aangenomen. Het gaat immers om een geschil tussen de ouders.
De advocaat van de vader heeft voorts ter zitting bezwaar gemaakt tegen de behandeling van de zelfstandige verzoeken van de zijde van de moeder. Het verzoek van de vader betreft een familierechtelijk verzoek. De verzoeken van de moeder hebben betrekking op het jeugdbeschermingsrecht, waarvoor in deze procedure geen plaats is.
Desgevraagd acht de vader een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) onwenselijk met het oog op het belang van de kinderen. Een nieuw onderzoek zal weer veel tijd kosten, terwijl de kinderen juist op korte termijn een beslissing nodig hebben.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader en heeft tevens zelfstandige verzoeken gedaan. Het eerste verzoek betreft een verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling. Het tweede verzoek betreft primair een wijziging hoofdverblijfplaats van de kinderen en subsidiair een verzoek tot een onafhankelijk NIFP-onderzoek. Namens en door de moeder is ter onderbouwing naar voren gebracht dat de manier van werken van de voormalige jeugdbeschermer betreurenswaardig is en dat deze de afgelopen periode de zaak geen goed heeft gedaan. De radicaal andere koers die door de voormalige jeugdbeschermer was ingeslagen, wijkt af van het gezinsplan, de beschikking in hoger beroep van het Hof van 27 november 2019 en de adviezen van deskundigen. De gang van zaken was onprofessioneel en heeft het vertrouwen van de moeder in de gecertificeerde instelling ernstig geschaad. Ter zitting is, gelet op het feit dat de jeugdbeschermer wordt vervangen en met het oog op het voornemen van de gecertificeerde instelling om opnieuw te bekijken wat de lijn zou moeten zijn, verzocht om het verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling aan te houden tot een nadere zitting, om te bekijken of de vertrouwensrelatie te herstellen is. Voorts is verzocht om bij aanhouding van de zaak ook het andere zelfstandige verzoek aan te houden. De zorgregeling en de zelfstandige verzoeken zijn zodanig verweven met elkaar dat het niet anders kan dan ze samen te behandelen. De ontwikkelingsbedreiging van de kinderen is immers juist gelegen in het moeizame contact met de moeder. Zij bevinden zich in een ernstig loyaliteitsconflict en er zijn signalen van ouderverstoting. Tot aan een volgende zitting is het wenselijk om de omgang niet in het bijzijn van de vader plaats te laten vinden, zodat de kinderen een fijner en beter contact met de moeder kunnen hebben. Ondersteuning vanuit een omgangshuis vindt de moeder niet wenselijk, omdat het de omgang tussen de moeder en de kinderen nog onnatuurlijker zal maken. De omgang zelf verloopt prima, maar de communicatie eromheen moet beter worden.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting naar voren gebracht dat de vorige jeugdbeschermer inmiddels van deze zaak is gehaald. Dit besluit is afgelopen week genomen. De nieuwe lijn die tijdens de vorige zitting is besproken, is zonder intern overleg en zonder overleg met de ouders door de jeugdbeschermer ingezet. Dit is in strijd met de manier van werken van de gecertificeerde instelling. De verslagen van de bijzondere curator en Family Supporters hadden hierbij betrokken moeten worden. De komende periode zal met de nieuwe jeugdbeschermer opnieuw moeten worden onderzocht welke lijn gehanteerd gaat worden en of co-ouderschap haalbaar is. Er is op dit moment voor de kinderen hulpverlening vanuit Pluryn betrokken, maar deze bevindt zich nog in de screeningsfase. Totdat een beslissing is genomen over de nieuwe lijn, vindt de gecertificeerde instelling het wenselijk om de wekelijkse omgangsmomenten met de moeder doorgang te laten vinden. De omgang zou eventueel kunnen plaatsvinden via een omgangshuis, maar hiervoor zijn vaak wel wachtlijsten.
Een uithuisplaatsing is volgens de gecertificeerde instelling in ieder geval niet aangewezen, gelet op de vaste handelwijze die gecertificeerde instellingen hanteren bij complexe echtscheidingen. Desgevraagd vindt de gecertificeerde instelling een onderzoek door de Raad evenmin passend, nu al veel onderzoeken hebben plaatsgevonden en de kinderen hier steeds mee worden belast. Daarnaast zal het ook wederom veel tijd kosten.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat ter zitting is gebleken dat het nog te vroeg is om een definitieve beslissing over het verzoek tot wijziging van de zorgregeling te nemen. Sinds de vorige zitting heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan, waardoor een nieuwe jeugdbeschermer aangewezen moet worden en waardoor de door de gecertificeerde instelling uit te voeren lijn van de ondertoezichtstelling op dit moment niet nog duidelijk is. Gelet op de ernstige zorgen die de rechtbank heeft over de emotionele veiligheid van de kinderen bij zowel de vader als de moeder, gelet op hun zorgelijke uitlatingen tijdens de kindgesprekken en zoals gebleken uit de verslaglegging van de bijzondere curator en van Family Supporters, is het nieuwe plan van aanpak van de gecertificeerde instelling van wezenlijk belang voor het vaststellen van de zorgregeling. Dit geldt temeer nu de door de vader verzochte zorgregeling ingrijpend afwijkt van hetgeen tot nu toe tot doel van de ondertoezichtstelling is gesteld. De centrale lijn die de gecertificeerde instelling wil gaan inzetten dient dan ook op korte termijn duidelijk te worden, zodat het verzoek van de vader op een nadere zitting in de nabije toekomst kan worden behandeld. Nu deze meervoudige kamer van de rechtbank tevens combi-zaken van familie en jeugd behandelt, kunnen op genoemde aanstaande zitting eveneens de zelfstandige verzoeken van de moeder behandeld worden. In de tussentijd acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat de omgang tussen hen en de moeder onverkort eenmaal per week blijft plaatsvinden, bij voorkeur buiten aanwezigheid van de vader. Gelet op de moeizame communicatie voorafgaand aan de omgangsmomenten dienen de ouders een plan vast te stellen waarin de data, het tijdstip en de invulling van de omgang voor de komende tijd worden vastgesteld. Het is aan de nieuw te benoemen jeugdbeschermer om actief toe te zien op het vaststellen en naleven van dit plan, waarbij de wensen van de kinderen betrokken worden, maar, als het gaat om het plaatsvinden van de omgang, deze wensen niet bepalend zijn.
In afwachting van de aanstaande ontwikkelingen worden ook de verzoeken van de moeder aangehouden.

Beslissing

De rechtbank
-bepaalt dat er tot de vervolgzitting wekelijks omgang tussen de moeder en de kinderen zal plaatsvinden, op de wijze zoals hiervoor is overwogen;
-verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-houdt de behandeling voor het overige aan tot de
zitting van de Meervoudige Kamer van 18 november 2020, 15.00 uur,
-gelast de griffier tegen de nader te bepalen zitting op te roepen:
  • de vader;
  • de moeder;
  • de advocaat van de vader, mr. drs. M. Erkens;
  • de advocaat van de moeder, mr. D.I.A. Schröder;
  • de gecertificeerde instelling;
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , voor een kindgesprek, indien zij dit wensen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.E.M.G. van Wezel, mr. H.J.M. Smid-Verhage en
mr. A.E.J. Satink, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Boekema als griffier.