ECLI:NL:RBDHA:2020:9624
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het bestuursrecht inzake beëindiging opvang van een Nigeriaanse verzoekster met verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, een Nigeriaanse vrouw, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar opvang door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De verzoekster was op 8 oktober 2019 toegelaten tot de LVV-opvang, maar haar opvang werd beëindigd omdat zij inmiddels een verblijfsvergunning had gekregen onder de beperking 'niet tijdelijke humanitaire gronden'. De verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening om in de opvang te kunnen blijven, omdat zij zich in een kwetsbare positie bevond en begeleiding nodig had.
Tijdens de zitting op 18 september 2020, die via een Skype-verbinding plaatsvond, werd de situatie van de verzoekster besproken. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek, aangezien de verzoekster op dat moment al opvang had in een 24-uursvoorziening en begeleiding ontving van het Leger des Heils. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekster niet in een situatie verkeerde die een onmiddellijke voorziening vereiste, en dat de gemeente correct had gehandeld door haar opvang te beëindigen.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. Het griffierecht hoefde de verzoekster niet te betalen vanwege betalingsonmacht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.