ECLI:NL:RBDHA:2020:9624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in het bestuursrecht inzake beëindiging opvang van een Nigeriaanse verzoekster met verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoekster, een Nigeriaanse vrouw, had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar opvang door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De verzoekster was op 8 oktober 2019 toegelaten tot de LVV-opvang, maar haar opvang werd beëindigd omdat zij inmiddels een verblijfsvergunning had gekregen onder de beperking 'niet tijdelijke humanitaire gronden'. De verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening om in de opvang te kunnen blijven, omdat zij zich in een kwetsbare positie bevond en begeleiding nodig had.

Tijdens de zitting op 18 september 2020, die via een Skype-verbinding plaatsvond, werd de situatie van de verzoekster besproken. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek, aangezien de verzoekster op dat moment al opvang had in een 24-uursvoorziening en begeleiding ontving van het Leger des Heils. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekster niet in een situatie verkeerde die een onmiddellijke voorziening vereiste, en dat de gemeente correct had gehandeld door haar opvang te beëindigen.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. Het griffierecht hoefde de verzoekster niet te betalen vanwege betalingsonmacht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6227
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 september 2020 in de zaak tussen

[verzoekster] ,

aliassen: [verzoekster] en [verzoekster]
van Nigeriaanse nationaliteit, verzoekster,
(gemachtigde: [naam] )
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Verweerder heeft verzoekster op 13 juli 2020 meegedeeld dat haar opvang wordt beëindigd (het bestreden besluit).
Zij heeft daartegen bezwaar gemaakt en om een voorlopige voorziening verzocht die ertoe strekt dat het bestreden besluit wordt geschorst zodat zij in de opvang kan blijven.
Het onderzoek ter zitting heeft via een Skype verbinding plaatsgevonden op 18 september 2020. Partijen hebben zich op de zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Daarbij gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoekster dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
2.1
Verzoekster is op 8 oktober 2019 toegelaten tot de LVV [1] -opvang. In de LVV werken Rijk en gemeenten met medewerking van NGO’s samen met als doel het realiseren van een landelijk netwerk van begeleidings- en opvangvoorzieningen om bestendige oplossingen te vinden voor migranten zonder recht op verblijf of rijksopvang. De gemeente Amsterdam is een van de pilotgemeenten.
2.2
Verweerder heeft de LVV-opvang van verzoekster beëindigd omdat zij inmiddels een verblijfstitel heeft onder de beperking “niet tijdelijke humanitaire gronden”. [2] Verzoekster verblijft op dit moment in de 24 uurs-opvang bij [naam] .
2.3
Verzoekster wil weer terug naar haar eerdere opvang omdat zij daar begeleiding had, gebruik kon maken van een eigen kookgelegenheid en leefgeld kreeg. In het Hostel heeft zij dat niet. Zij is tegen haar wil overgeplaatst naar de Hostel. Ook heeft zij het fysieke verblijfsdocument nog niet in haar bezit omdat de IND [3] haar biometrische gegevens nog moet opnemen. Dit geeft onvoldoende zekerheid om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering en een zorgverzekering.
3.1
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster geen spoedeisend belang bij haar verzoek. Zij heeft op dit moment opvang. Ook krijgt zij nog steeds begeleiding van het Leger des Heils, onder andere bij het vinden van een woning. Dat is weliswaar een andere begeleiding dan in de LVV, die gericht is op terugkeer, maar dat soort begeleiding heeft zij ook niet meer nodig. Verzoekster heeft nu een verblijfsstatus en kan op alle voorzieningen aanspraak maken. Dat verzoekster vanwege praktische redenen nu nog geen fysiek verblijfsdocument heeft, is voor verweerder geen reden om haar voorzieningen te onthouden, aldus de gemachtigde van verweerder. Er is door de overplaatsing vanuit de LVV naar het Hostel geen sprake van schending van de door de gemachtigde van verzoekster genoemde bepalingen uit het ESH [4] en het EVRM [5] .
3.2
Overigens blijkt uit de e-mailwisseling in het dossier dat er uitvoerig met verzoekster is gesproken en haar is uitgelegd waarom zij de LVV moet verlaten. Met haar is ook uitdrukkelijk over begeleiding gesproken. Verweerder heeft hiermee correct gehandeld en van een gedwongen overplaatsing van de ene op de andere dag is geen sprake.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden. Het griffierecht hoeft verzoekster niet te betalen wegens betalingsonmacht.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2020.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Landelijke Vreemdelingen Voorziening
2.Zie het besluit van de staatssecretaris van 18 december 2019.
3.Immigratie- en Naturalisatiedienst.
4.Europees Sociaal Handvest.
5.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.