ECLI:NL:RBDHA:2020:9621
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van artikel 13b Opiumwet
Op 1 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een huurder van een woning, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen de sluiting van zijn woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van Den Haag had op 17 augustus 2020 besloten om de woning te sluiten voor de duur van zes maanden, omdat er ernstige vermoedens bestonden dat in de woning structureel drugs werden verhandeld. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 17 september 2020, die via een videoverbinding plaatsvond, heeft verzoeker aangevoerd dat hij niet betrokken was bij de drugshandel en dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk was. Hij stelde dat hij een sociaal kwetsbaar persoon is met verschillende medische aandoeningen en dat hij geen vervangende woonruimte had. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs was van drugshandel in de woning, waaronder de aanwezigheid van harddrugs en verklaringen van buurtbewoners en politie.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en overlast te voorkomen. De rechter heeft de belangen van verzoeker afgewogen tegen het algemeen belang en geconcludeerd dat het algemeen belang zwaarder weegt. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de sluiting van de woning blijft van kracht.