ECLI:NL:RBDHA:2020:9610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
NL20.14235
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en rechtmatig verblijf in Italië; zicht op uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat hij in Italië een verblijfsvergunning had aangevraagd en dat deze bijna voor hem klaarlag, waardoor hij naar Italië kon worden uitgezet in plaats van naar Marokko. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet beschikte over een geldig grensoverschrijdingsdocument en niet aannemelijk had gemaakt dat hij rechtmatig in Italië kon verblijven. De rechtbank concludeerde dat er geen zicht op uitzetting naar Italië was en dat de enkele verklaring van eiser in het vertrekgesprek niet voldoende was om zijn stelling te onderbouwen.

Daarnaast werd er gekeken naar de situatie in Marokko, waar eiser aanvoerde dat er geen zicht op uitzetting naar dat land was vanwege COVID-19-maatregelen. De rechtbank oordeelde dat de belemmeringen die door de coronamaatregelen waren ontstaan, tijdelijk waren en het zicht op uitzetting op korte termijn niet in de weg stonden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.14235
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.F. van der Vlis), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Raaijmaker).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Biada. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1991] .
Eiser heeft de gronden van de maatregel niet bestreden.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in Italië een verblijfsvergunning heeft aangevraagd en dat deze bijna voor hem klaarligt. Hij kan dus naar Italië en als er sprake moet zijn van gedwongen uitzetting, wil hij naar Italië worden uitgezet.
De rechtbank begrijpt dat eiser een beroep heeft willen doen op artikel 59, derde lid, van de Vw. In dat geval dient eiser in het bezit te zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument en dient zijn toelating in Italië te zijn gewaarborgd. Niet in geschil is dat eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding en naar het oordeel van de rechtbank heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij rechtmatig in Italië kan verblijven. De enkele verklaring van eiser in het vertrekgesprek van 21 juli 2020 dat hij
in Italië over een document beschikt waarop staat wat zijn adres is en een registratie dat hij in Italië verblijft, geeft de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. De stelling dat eiser binnenkort in het bezit komt van een Italiaanse verblijfsvergunning is evenmin onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiser heeft voorts aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is. Eiser verwijst hierbij naar de ontwikkelingen in Marokko, waar recent enige steden zijn afgesloten in verband met maatregelen tegen het COVID-19-virus.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder voornemens is om eiser uit te zetten naar Marokko en niet specifiek naar een recent afgesloten stad. Voor zover eiser meent dat dit toch een belemmering voor zijn uitzetting zal zijn, verwijst de rechtbank naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 29 april 20201 en van deze rechtbank en zittingsplaats van 11 mei 20202, en is van oordeel dat het hier gaat om een tijdelijke belemmering, die het zicht op uitzetting op korte termijn niet ontneemt. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
2 zaaknummer NL20.9243
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
29 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.