Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De eiser had tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat hij in Italië een verblijfsvergunning had aangevraagd en dat deze bijna voor hem klaarlag, waardoor hij naar Italië kon worden uitgezet in plaats van naar Marokko. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet beschikte over een geldig grensoverschrijdingsdocument en niet aannemelijk had gemaakt dat hij rechtmatig in Italië kon verblijven. De rechtbank concludeerde dat er geen zicht op uitzetting naar Italië was en dat de enkele verklaring van eiser in het vertrekgesprek niet voldoende was om zijn stelling te onderbouwen.
Daarnaast werd er gekeken naar de situatie in Marokko, waar eiser aanvoerde dat er geen zicht op uitzetting naar dat land was vanwege COVID-19-maatregelen. De rechtbank oordeelde dat de belemmeringen die door de coronamaatregelen waren ontstaan, tijdelijk waren en het zicht op uitzetting op korte termijn niet in de weg stonden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.