ECLI:NL:RBDHA:2020:9575
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- A.K. Mireku
- M.J.S. Kempers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsaanvraag op basis van zorgtaken en afhankelijkheid in het kader van het VWEU
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarbij eiser, een Turkse nationaliteit, verzocht om verblijfsrecht op basis van artikel 20 van het VWEU. Eiser stelde dat hij zorg draagt voor zijn minderjarige kinderen, die de Nederlandse nationaliteit bezitten, en dat er een afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen hem en zijn kinderen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk zorgtaken verricht voor zijn kinderen en dat er geen sprake is van een zodanige afhankelijkheidsrelatie dat zijn kinderen hem zouden moeten volgen als hij Nederland moet verlaten. Eiser heeft weliswaar gesteld dat hij betrokken is bij de zorg voor zijn kinderen, maar de rechtbank vond dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze afhankelijkheid te onderbouwen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar het arrest Chavez-Vilchez, waarin is bepaald dat de afhankelijkheid moet worden aangetoond.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder op goede gronden is gedaan. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn kinderen niet zonder hem kunnen, vooral gezien het feit dat hij pas sinds juni 2019 in Nederland verblijft en zijn kinderen eerder voornamelijk door hun moeder zijn verzorgd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen schending van de hoorplicht heeft plaatsgevonden en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van vier weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.