ECLI:NL:RBDHA:2020:9570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
NL20.13488
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid Roemenië voor asielaanvraag onder Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, in beroep ging tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. van Gils, om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank bevond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op basis van de Dublinverordening, aangezien eiser eerder een asielaanvraag in Roemenië had ingediend. Eiser betwistte dat hij in Roemenië een asielaanvraag had gedaan en voerde aan dat hij daar gevangen was gezet bij aankomst, wat volgens hem een indicatie was dat hij niet in de asielprocedure zou worden opgenomen. Hij verwees naar het AIDA-rapport om zijn standpunt te onderbouwen.

De rechtbank oordeelde echter dat de registratie van eiser in het Eurodac-systeem, waaruit blijkt dat hij op 21 maart 2020 in Roemenië een asielverzoek had ingediend, voldoende bewijs was dat Roemenië verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. De rechtbank stelde vast dat de Roemeense autoriteiten hun verantwoordelijkheid hadden bevestigd en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de situatie in Roemenië zodanig was dat hij niet zou worden opgenomen in de asielprocedure. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13488
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

In het besluit van 3 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL20.13489, plaatsgevonden op 21 juli 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser daar eerder een asielaanvraag heeft ingediend.
Eiser voert aan dat hij in Roemenië geen asielaanvraag heeft ingediend en dat Roemenië niet verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Toen hij in Roemenië aankwam werd hij meteen gevangen gezet. Dit is volgens eiser gebruikelijk als je niet meewerk aan een asielaanvraag. Ter onderbouwing verwijst hij naar pagina 50 van het ‘Country Report: Romania’ van de Asylum Information Database van april 2020 (het
AIDA-rapport). Verder merkt eiser op dat hij niet bekend is met een eventuele uitslag van zijn asielprocedure. Dit is voor hem van belang om te weten, omdat hij bij een opvolgende asielaanvraag in Roemenië geen opvang krijgt. Ter onderbouwing verwijst hij naar pagina 56 en 87 van het eerder aangehaalde AIDA-rapport. Volgens eiser zal hij bij terugkeer naar
Roemenië dan ook in een situatie terechtkomen die strijdig is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht en goed gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser.
4. Zoals ook de hoogte bestuursrechter in dit soort zaken heeft geoordeeld1, kan een lidstaat verantwoordelijk worden gehouden voor de terugname van een asielzoeker en de behandeling van zijn asielverzoek. Dit kan bijvoorbeeld als de desbetreffende asielzoeker in die lidstaat tegenover de bevoegde autoriteiten zijn asielverzoek kenbaar heeft gemaakt. In dit geval heeft eiser op 21 maart 2020 in Roemenië een asielverzoek kenbaar gemaakt tegenover de bevoegde autoriteiten. Uit het door verweerder op 9 april 2020 verrichte onderzoek in het Eurodac-systeem volgt namelijk dat eiser op 21 maart 2020 in Roemenië is geregistreerd met een referentienummer beginnend met "RO1". Een dergelijke registratie, onder categorie 1 is gereserveerd voor personen die een asielverzoek hebben ingediend2. Een dergelijke registratie geldt als bewijs van een asielverzoek tenzij de vreemdeling tegenbewijs heeft geleverd. De stelling van eiser – onder verwijzing naar het AIDA-rapport
– dat hij in Roemenië geen asielverzoek heeft gedaan, is daarvoor onvoldoende. Verweerder mag in dit geval dus afgaan op het Eurodac-resultaat. Daarbij is van belang dat verweerder in het terugnameverzoek volledige informatie heeft verstrekt aan de Roemeense autoriteiten, onder andere dat eiser zelf ontkent dat hij in Roemenië een asielverzoek heeft ingediend. De Roemeense autoriteiten hebben op 10 juni 2020 uitdrukkelijk hun verantwoordelijkheid bevestigd. Daarbij hebben de Roemeense autoriteiten vermeld dat eiser in Roemenië een asielverzoek heeft ingediend, maar dat hij is vertrokken voordat een interview met hem kon worden gehouden. Door zijn vertrek heeft hij automatisch zijn asielverzoek ingetrokken, aldus de Roemeense autoriteiten. Gelet op het voorgaande is verweerder terecht afgaan op het Eurodac-resultaat – wat inhoudt dat eiser in Roemenië onder categorie 1 is geregistreerd
– en heeft hij zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser in Roemenië een asielverzoek heeft ingediend.
5. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de situatie in Roemenië zodanig is dat hij niet zal worden opgenomen in de asielprocedure. De rechtbank stelt voorop dat Roemenië het claimverzoek uitdrukkelijk heeft geaccepteerd, zodat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat Roemenië het asielverzoek – en daarmee zijn eventuele uitzetting naar Syrië – zal toetsen aan internationale regelgeving. Dat eiser vreest dat hij in Roemenië een opvolgende aanvraag moet indienen en daardoor geen opvang krijgt kan hem niet baten. Uit het AIDA-rapport blijkt namelijk dat de eerste procedure kan worden voortgezet als er binnen negen maanden na sluiting van het dossier een asielaanvraag wordt ingediend. In dit geval heeft eiser op 21 maart 2020 in Roemenië een aanvraag ingediend en is de behandeling daarvan op 28 april 2020 door de Roemeense autoriteiten gesloten. Hieruit volgt dat de termijn van negen maanden waarbinnen de behandeling van eisers eerste verzoek valt, nog niet is verstreken en dat de behandeling van eisers eerste verzoek heropend kan worden. Dat Roemenië eisers asielaanvraag na negen maanden kan behandelen als een volgend verzoek, is bovendien een onzekere toekomstige
1. Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 september 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2625).
2 Zie hiervoor artikel 24, vierde lid, gelezen in verbinding met artikel 9, eerste lid, van de Eurodac- verordening (EU) nr. 603/2013 (PB 2013 L 180).
gebeurtenis die mede afhankelijk is van eisers keuze om op tijd om heropening van de behandeling van zijn eerste aanvraag te verzoeken. Daar komt bij dat eiser bij de Roemeense autoriteiten kan klagen als hij van mening is dat Roemenië bepaalde Verdragsverplichtingen, dan wel verplichtingen uit de geldende richtlijnen jegens hem schendt. Overigens is de door AIDA beschreven werkwijze naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met de Procedurerichtlijn. Op grond van artikel 28, tweede lid, van de Procedurerichtlijn heeft eiser het recht in Roemenië te verzoeken dat de behandeling van zijn eerste aanvraag weer wordt hervat, of dat zijn nieuwe asielaanvraag als eerste aanvraag wordt beschouwd. De lidstaten kunnen een tijdslimiet van ten minste negen maanden vaststellen, waarna een verzoek niet langer opnieuw in behandeling kan worden genomen of waarna het nieuwe verzoek mag worden behandeld als een volgend verzoek. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de Roemeense asielprocedure in zoverre systematische structurele tekortkomingen kent.
6. Gelet op het voorgaande slagen de beroepsgronden van eiser niet. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Westerhof, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
28 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.