Overwegingen
Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Iraanse nationaliteit. Op 12 juli 2018 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Tijdens zijn militaire dienst in 1982/1983 is eiser gewond geraakt en vanaf dat moment was hij veteraan. Het Iraanse regime verwacht dat veteranen aan allerlei religieuze activiteiten van de staat deelnemen, maar eiser gelooft niet in het islamitische regime. Hij kreeg daardoor problemen met de Bonyad (een organisatie voor veteranen) en werd op allerlei manieren gediscrimineerd, waardoor het leven in Iran voor hem onhoudbaar werd. Eiser geloofde al heel lang niet meer in de islam en is bekeerd tot het christendom. In april 2016 heeft hij dit aan zijn vrouw verteld. Zijn vrouw heeft dat doorgegeven aan de Bonyad en is van hem gescheiden. Eiser is, nadat hij door zijn vrouw uit huis was gezet, verhuisd naar Shirgah. Daar kreeg hij een boodschap dat de Bonyad hem wilde spreken. Toen hij zich in juni 2016 daar meldde, werd eiser opgepakt en heeft hij ongeveer 40 dagen in een isoleercel in ‘gevangenis 59’ in Teheran gezeten. Hij werd daarna op borgtocht vrijgelaten vanwege zijn lichamelijke problemen. In de periode maart-mei 2017 heeft hij tweemaal via sms een oproep gehad om zich te melden bij gevangenis 59 voor ondervraging. Op een gegeven moment werd zijn verzekeringsboekje ongeldig verklaard en kon hij geen medicijnen meer krijgen. Eiser zag zich daarom genoodzaakt Iran te verlaten.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser wordt gevolgd in zijn identiteit, nationaliteit en herkomst, maar verweerder merkt daarbij wel op dat in eisers shenasnameh niet is vermeld dat hij is gescheiden. Dit roept op voorhand twijfels op over eisers verklaringen omtrent zijn scheiding en daarop volgende problemen. Eisers gestelde bekering tot het christendom acht verweerder niet geloofwaardig. Ook eisers verklaringen over zijn scheiding, arrestatie en detentie en de oproepen acht verweerder niet geloofwaardig. Tot slot overweegt verweerder dat niet is gebleken dat eiser dusdanig werd beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat er sprake was van een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
3. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft eisers gestelde afvalligheid en bekering tot het christendom niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Daartoe heeft verweerder allereerst terecht opgemerkt dat eiser wisselend heeft verklaard over wanneer hij zich precies heeft bekeerd tot het christendom. Eiser stelt dat hij, sinds hij invalide uit de oorlog is gekomen, moeite heeft om dingen te onthouden. Hij heeft dit echter niet met medische documenten onderbouwd en uit het FMMU-rapport blijkt niet dat eiser moeite zou hebben met het terughalen van data. Bovendien wijst verweerder er terecht op dat het om een relatief recente en zeer ingrijpende gebeurtenis gaat, zodat van eiser verwacht mag worden dat hij precies kan aangeven in welk jaar hij is bekeerd. Ook heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij op het aanmeldformulier heeft ingevuld dat hij moslim is. Eiser verbleef immers al enige tijd in Nederland en heeft bovendien asiel aangevraagd (mede) vanwege zijn geloofsovertuiging. Van hem mocht daarom verwacht worden dat hij dit op het aanmeldformulier al zou aangeven.
5. In het voornemen en het bestreden besluit heeft verweerder verder uitgebreid gemotiveerd dat en waarom eiser zijn motieven voor en het proces van bekering onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. De enkele stelling in beroep dat eiser is opgegroeid in een verwesterd gezin en daarom een heel geleidelijk proces heeft doorgemaakt, is onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden. Verweerder heeft de genoemde familieomstandigheden al bij de beoordeling betrokken en eiser is er niet in geslaagd dit gestelde geleidelijke proces inzichtelijk te maken.
6. Vervolgens heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat ook eisers verklaringen over de problemen die hij heeft gehad nadat hij door zijn vrouw uit huis was gezet niet geloofwaardig zijn. Allereerst heeft eiser tegenstrijdig verklaard over wanneer zijn vrouw melding bij de Bonyad heeft gemaakt van eisers bekering. In het rapport van het aanmeldgehoor staat op p. 18 vermeld dat zijn echtgenote ná eisers vertrek uit Iran melding bij de Bonyad heeft gemaakt. Verweerder werpt terecht aan eiser tegen dat dit tegenstrijdig is met zijn verklaringen tijdens het nader gehoor. Eiser stelt dat hij dit niet zo heeft gezegd en dat het aanmeldgehoor veel te lang heeft geduurd en te veel elementen bevat die feitelijk zien op het asielrelaas. De rechtbank volgt dit niet. Uit p. 18 van het rapport van het aanmeldgehoor blijkt dat eiser daar uitdrukkelijk heeft verklaard dat zijn vrouw zodra zij wist dat eiser Iran verlaten had, melding heeft gemaakt van zijn bekering bij de autoriteiten. Ook blijkt uit het rapport dat eiser dit uit zichzelf naar voren heeft gebracht, zonder dat daar naar werd gevraagd. Er kan dus niet gezegd worden dat eiser tijdens dit gehoor is bevraagd over zijn asielmotieven. Als eiser van mening is dat zijn verklaringen verkeerd genoteerd zijn, had het op zijn weg gelegen om dit in de correcties en aanvullingen naar voren te brengen.
7. Met betrekking tot eisers gestelde detentie in ‘gevangenis 59’ in Teheran, heeft verweerder terecht opgemerkt dat zijn verklaringen daarover in strijd zijn met algemene informatie over deze gevangenis. Verweerder verwijst naar een rapport van Human Rights Watch waaruit blijkt dat dit een illegale gevangenis is waar zeer zware verhoren plaatsvinden die gepaard gaan met marteling. Eiser heeft echter verklaard nooit gemarteld te zijn. Dat eiser stelt in een isoleercel te zijn opgesloten, doet er niet aan af dat eisers eerdere verklaring niet strookt met algemeen bekende informatie. Bovendien heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij ook tegenstrijdig heeft verklaard over de reden van zijn detentie. Enerzijds heeft hij verklaard dat hij gedetineerd zat omdat hij niet gestemd had tijdens de verkiezingen, maar later verklaart hij dat hem tijdens de detentie werd gevraagd of hij van geloof was veranderd.
8. Ter zitting heeft eiser een kopie van een echtscheidingsakte (met vertaling) getoond. Daaruit blijkt weliswaar dat eiser is gescheiden van zijn echtgenote, maar niet wat de reden van de echtscheiding is geweest. Met dit document kan eiser daarom zijn gestelde bekering en de daarop volgende problemen niet alsnog aannemelijk maken.
9. Ten aanzien van eisers stelling dat zijn leven in Iran onhoudbaar was geworden, heeft verweerder terecht overwogen dat eiser dit niet met documenten heeft onderbouwd. Bovendien blijkt ook uit eisers verklaringen niet dat hij dusdanig werd beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat er sprake was van een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Zo verklaart hij dat hij geen handel mocht drijven, maar hij heeft wel op andere manieren in zijn levensonderhoud kunnen voorzien. Verder verklaart hij dat zijn verzekeringsboekje ongeldig was verklaard, maar dat hij tegen betaling nog wel medische behandeling kon krijgen.
10. Gelet op al het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. Het visum waarmee eiser naar Nederland is gereisd is al op 20 juni 2018 verlopen, maar hij heeft pas op 11 juli 2018 kenbaar gemaakt dat hij een asielaanvraag wilde indienen. Gelet daarop heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser niet zo snel mogelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij internationale bescherming wenst en de aanvraag daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. Dat zijn asielaanvraag bijna anderhalf jaar in behandeling is geweest betekent niet, zoals in beroep is betoogd, dat de aanvraag niet meer kennelijk ongegrond kan worden verklaard.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.