ECLI:NL:RBDHA:2020:9521
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bodemprocedure nabetaling na beëindiging dienstverband met betrekking tot vakantie-uren en uitkeringen
In deze zaak heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de salarisspecificaties van juli en september 2018, waarin bedragen zijn opgenomen voor verrekening van vakantie-uren, vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering na beëindiging van haar dienstverband. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard bij besluit van 14 mei 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De zitting vond plaats op 22 september 2020 via een skypeverbinding, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
Eiseres heeft in haar beroep aangevoerd dat het niet terecht is dat dit beroep niet gelijktijdig is behandeld met andere beroepen die zij had ingesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het feit dat dit beroep niet tegelijkertijd met andere zaken is behandeld, geen reden is om het bestreden besluit onjuist te achten. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen twijfelen aan de juistheid van de salarisspecificaties.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de nabetalingen die eiseres heeft ontvangen, voortvloeien uit een collectieve loonsverhoging die pas na haar ontslag bekend werd. Dit heeft echter geen invloed op de rechtsgeldigheid van haar ontslag per 1 juli 2018. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 oktober 2020.