ECLI:NL:RBDHA:2020:9453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
8577914 20-84235
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en gefixeerde schadevergoeding in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een werknemer, en JKS B.V., zijn werkgever. [verzoeker] was in dienst bij JKS als medewerker planning/bijrijder/chauffeur en werd op 12 maart 2020 op staande voet ontslagen wegens diefstal. Hij had een sleutel van de koffieautomaat van JKS gebruikt om gratis koffie te halen, wat volgens JKS als ernstig verwijtbaar handelen werd beschouwd. [verzoeker] verzocht de kantonrechter om JKS te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding en andere vergoedingen, maar JKS voerde aan dat [verzoeker] geen recht had op deze vergoedingen vanwege zijn ernstig verwijtbare gedrag. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] zich schuldig had gemaakt aan diefstal door de sleutel zonder toestemming te gebruiken en dat zijn handelen als ernstig verwijtbaar moest worden gekwalificeerd. Hierdoor had hij geen recht op de gevraagde vergoedingen. De kantonrechter wees de verzoeken van [verzoeker] af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
zaaknr.: 8577914 EJ VERZ 20-84235
Beschikking van de kantonrechter d.d. 15 september 2020in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. A.W.A. Varkevisser,
en
de besloten vennootschap
JKS B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
verwerende partij,
hierna te noemen: JKS
gemachtigde: mr. N. Gustings

1.Het verloop van de procedures

De kantonrechter heeft kennis genomen van de navolgende stukken, waaruit tevens het verloop van de procedure blijkt:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van dit gerecht op 15 juni 2020;
- het verweerschrift;
- de pleitnota van mr. Varkevisser;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 6 augustus 2020.

2.De overwegingen

2.1
[verzoeker] verzoekt in deze procedure, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
1. JKS te veroordelen tot betaling aan hem van de transitievergoeding ad € 1.690,81 bruto;
2. JKS te veroordelen tot betaling aan hem van een bedrag ad € 3.609,69 bruto;
3. JKS te veroordelen tot betaling aan hem van de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het bedrag ad € 3.609,69;
met veroordeling van JKS in de kosten van de procedure.
2.2
[verzoeker] legt het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag. Hij is geboren op [geboortedatum] 1997 en is 30 oktober 2017 in dienst getreden bij JKS, laatstelijk in de functie van medewerker planning/bijrijder/chauffeur. Hij verdiende bij haar een uurloon ad € 11,40 bruto. Op 10 maart 2020 heeft de volledige directie van JKS hem voorgehouden dat een collega had gezien dat de sleutel van de koffieautomaat van JKS aan zijn sleutelbos hing. Met deze sleutel kon hij bij haar gratis koffie uit de koffieautomaat halen, terwijl daar zonder sleutel voor moest worden betaald. [verzoeker] heeft toen gezegd dat hij de sleutel circa zes maanden geleden had gekregen van een collega, de heer [naam betrokkene] , en dat hij deze sleutel had gebruikt om gratis koffie uit de koffieautomaat te halen. Na het gesprek van 10 maart 2020 heeft JKS hem zonder betaling van loon geschorst. Bij e-mailbericht d.d. 11 maart 2020 heeft [verzoeker] daartegen bezwaar gemaakt. Bij brief d.d. 12 maart 2020 heeft JKS hem op staande voet ontslagen wegens diefstal. Uit onderzoek van JKS zou zijn gebleken dat hij de bij hem in bezit zijnde sleutel dagelijks, althans regelmatig had gebruikt om koffie uit de automaat te halen, voor eigen gebruik en om uit te delen aan collega’s. Op 17 april 2020 heeft JKS hem bericht dat zij aanspraak maakt op de gefixeerde schadevergoeding en dat het uit dien hoofde verschuldigde bedrag hoger is dan het bedrag waarop hij volgens de eindafrekening aanspraak heeft, zodat JKS nog een bedrag ad € 1.193,= bruto van hem had te vorderen. Op de vraag van [verzoeker] om dit toe te lichten, heeft JKS niet gereageerd. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hij niet ernstig verwijtbaar jegens JKS heeft gehandeld, zodat hij aanspraak kan maken op de betaling van de transitievergoeding ad € 1.690,81. Hierbij is het volgende van belang. Via de automaat konden, voor een bedrag ad € 0,20 - € 0,30, koffie en andere warme dranken worden gekocht. De automaat was vooral bedoeld voor externe chauffeurs die bij JKS kwamen laden en/of lossen. Voor het personeel van JKS was de koffie in de regel gratis. Voor gratis koffie werd de sleutel van de automaat gehaald. Voor het gebruik van de sleutel werd vaak toestemming gevraagd en die toestemming werd feitelijk altijd gegeven. [verzoeker] heeft zijn sleutel van de koffieautomaat gekregen van [naam betrokkene] , omdat hij ’s avonds en ’s nachts ging werken, zodat hij niet van de kantoorsleutel gebruik kon maken. Omdat het normaal was dat het personeel zonder kosten warme dranken uit de automaat kon halen, heeft [verzoeker] de sleutel van [naam betrokkene] aangenomen en gebruikt. Uit de gang van zaken bij JKS volgt dat het halen van koffie met de sleutel op zich zelf niet ernstig verwijtbaar is. Bij JKS is niet vastgelegd dat voor het gebruik van de sleutel haar toestemming nodig is. Indien de toestemming steeds wordt gegeven vervaagt het besef dat deze gevraagd moet worden. Het is bovendien niet meer dan logisch dat personeel zonder kosten koffie kan drinken op het werk. De reactie van JKS op het gebruik van de eigen sleutel door [verzoeker] is disproportioneel geweest. JKS had het moeten laten bij een waarschuwing. Voor zover wel sprake zou zijn van ernstig verwijtbaar handelen, handelt JKS in de gegeven omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid door hem de transitievergoeding niet toe te kennen. De misstap die [verzoeker] heeft gemaakt, is gering. Dit geldt te meer nu de prijs van de warme dranken zeer laag is. Van belang is dat [verzoeker] gedurende zijn dienstverband goed heeft gefunctioneerd. Op de vervaltermijn ex artikel 7:686a lid 4 onder b BW kan JKS zich niet beroepen, omdat in de gegeven omstandigheden geen afbreuk wordt gedaan van de ratio van die termijn. Bovendien heeft de gemachtigde van [verzoeker] het op 15 juni 2020 door de rechtbank ontvangen verzoekschrift waarmee deze procedure is ingeleid, op 12 juni 2020, voor het verstrijken van de vervaltermijn, per e-mail toegestuurd aan de gemachtigde van JKS, zodat er vanaf dat moment geen onzekerheid meer was over het antwoord op de vraag of [verzoeker] aanspraak zou maken op de transitievergoeding. Wat de eindafrekening betreft voert [verzoeker] het volgende aan. Over de periode tot en met maart 2020 heeft hij ten titel van achterstallig salaris nog van JKS te vorderen een bedrag ad € 843,19 bruto. Ten titel van opgebouwd vakantiegeld heeft hij van haar te vorderen een bedrag ad € 320,84. Ten titel van vakantie-uren en ATV uren is JKS hem verschuldigd een bedrag ad € 2.445,66. JKS heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat [verzoeker] haar de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is en dat zij deze kan verrekenen met hetgeen hij van haar op grond van de eindafrekening heeft te vorderen.
2.3
JKS heeft verzocht om [verzoeker] niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans om deze af te wijzen, met veroordeling van hem, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure. Daartoe voert zij het volgende aan. [verzoeker] is op 30 oktober 2017 bij haar in dienst getreden als chauffeur. Per 1 februari 2020 heeft zij een nieuwe arbeidsovereenkomst met hem gesloten. Hij kreeg een andere functie, een voltijd-dienstverband en meer salaris. In de kantine van JKS bevindt zich een koffieautomaat. Hieruit kan tegen een kleine vergoeding koffie worden gehaald. De kantoormanager heeft de sleutel van de automaat onder zich. Andere sleutels zijn er niet. Met de sleutel van de kantoormanager kan gratis koffie uit de automaat worden gehaald. Het komt sporadisch voor dat een chauffeur geen kleingeld bij zich heeft. Als hij dan vraagt of hij koffie mag, dan vindt JKS het bij uitzondering goed dat hij met de sleutel gratis koffie neemt. JKS heeft haar werknemers er bij herhaling, laatstelijk op 28 januari 2020, op gewezen dat zij geen diefstal tolereert. Diefstal, zelfs van zaken zonder financiële waarde (zoals afgedankte apparaten) is onaanvaardbaar bij JKS. Op 10 maart 2020 heeft JKS vastgesteld dat [verzoeker] een sleutel aan zijn sleutelbos had hangen die leek op de sleutel van de koffieautomaat van JKS. Het bleek inderdaad te gaan om een sleutel die paste op de koffieautomaat. Daarover is toen met hem gesproken. [verzoeker] heeft desgevraagd verklaard dat hij zijn sleutel van de koffieautomaat zes maanden geleden had gekregen van [naam betrokkene] . [verzoeker] gebruikte de sleutel om zich zelf en anderen te voorzien van gratis koffie. JKS heeft hem daarvoor geen toestemming gegeven. JKS heeft hem, in afwachting van nader onderzoek, op 10 maart 2020 geschorst. Uit het onderzoek volgde dat [verzoeker] zijn sleutel inderdaad zes maanden geleden had ontvangen van [naam betrokkene] en dat hij deze dagelijks gebruikte voor gratis koffie voor hem en andere werknemers, bij wie hij de indruk wekte dat dit de instemming had van JKS. In de periode dat [verzoeker] over een eigen sleutel beschikte, heeft hij een aantal malen aan JKS gevraagd of hij, omdat hij geen kleingeld had, gebruik mocht maken van de sleutel van de kantoormanager. [verzoeker] maakte alleen gebruik van zijn sleutel, indien de leiding van JKS dat niet zag. Hieruit blijkt dat [verzoeker] zich er van bewust was dat hij zich, door gebruik te maken van zijn eigen sleutel, schuldig maakte aan diefstal. In verband hiermee heeft JKS [verzoeker] op 12 maart 2020 op staande voet ontslagen. [verzoeker] heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Vervolgens is hem op 17 april 2020 de eindafrekening toegezonden en op 15 juni 2020, naar aanleiding van vragen over de eindafrekening van de gemachtigde van [verzoeker] , de herziene eindafrekening. JKS heeft jegens hem aanspraak gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding. Het uit dien hoofde door [verzoeker] te betalen bedrag was hoger dan het bedrag dat JKS hem op grond van de eindafrekening had te betalen. JKS heeft zich op verrekening beroepen, zodat zij hem op grond van de eindafrekening niet meer heeft te betalen. Aldus is wegens de gefixeerde schadevergoeding open blijven staan een bedrag ad € 1.552,94. [verzoeker] kan geen aanspraak maken op de transitievergoeding omdat de vervaltermijn ex artikel 7:686a lid 4 onder b BW was verlopen voordat [verzoeker] zijn verzoekschrift heeft ingediend. Indien hij zijn verzoek wel tijdig had ingediend, had zijn verzoek om hem de transitievergoeding toe te kennen, afgewezen moeten worden, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.5
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de in het geding gebrachte producties staat het volgende vast. [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1997, is op 30 oktober 2017 in dienst getreden bij JKS. Hij had laatstelijk bij haar de functie van medewerker planning/bijrijder/chauffeur en verdiende bij haar een uurloon ad € 11,40 bruto. JKS heeft in haar kantine een koffieautomaat staan waaruit haar personeel en externe chauffeurs tegen de betaling van een geringe vergoeding (€ 0,20 à € 0,30) koffie en dergelijke kunnen halen. Met de bij de automaat behorende sleutel, welke op kantoor door de kantoormanager van JKS wordt bewaard, kunnen de dranken gratis uit de automaat worden gehaald. Zonder de voorafgaande toestemming van de kantoormanager van JKS mogen haar werknemers geen gebruik van deze sleutel maken. Het gebruik van de sleutel staat JKS incidenteel toe, indien de betreffende werknemer geen kleingeld bij zich heeft. Circa zes maanden voor 10 maart 2020 heeft een collega van [verzoeker] , [naam betrokkene] , hem een kopie aangeboden van de sleutel van de koffieautomaat. [verzoeker] heeft deze valse sleutel geaccepteerd en heeft sindsdien buiten het zicht van de leiding van JKS, zonder dat dit haar instemming had, met deze sleutel voor zich zelf en voor derden gratis koffie uit de automaat gehaald. JKS heeft hem in verband hiermee op 10 maart 2020 geschorst. Bij brief d.d. 12 maart 2020 heeft JKS vanwege deze kwestie op staande voet ontslagen. Aldus is het dienstverband tussen partijen (inmiddels onherroepelijk) beëindigd.
2.6
Artikel 7:686a lid 4 sub b BW bepaalt dat de bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen vervalt drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het verzoek de transitievergoeding betreft. In het onderhavige geval staat vast dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd op 12 maart 2020, zodat de zojuist bedoelde vervaltermijn op 13 juni 2020 is verstreken. Laatstbedoelde datum was een zaterdag. Artikel 1 van de Algemene Termijnenwet bepaalt dat een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. De in het geding zijnde vervaltermijn is aldus verlengd tot en met maandag 15 juni 2020. Aangezien het onderhavige verzoekschrift op die datum bij de rechtbank is ingekomen, is het verzoek met betrekking tot de transitievergoeding dus tijdig gedaan, zodat [verzoeker] daarin ontvankelijk is.
2.7
Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid blijkt dat het criterium
ernstig verwijtbaar handelen of nalatendoor de rechter met terughoudendheid moet worden toegepast. Het moet gaan om duidelijke en uitzonderlijke gevallen van onrechtmatige gedragingen, die duidelijk in strijd zijn met goed werknemerschap. Het moet gaan om gedragingen waarvan de werknemer weet of behoort te weten dat deze onoorbaar zijn. Is geen sprake van een dergelijk uitzonderlijk geval, dan is er in de regel geen sprake van
ernstig verwijtbaar handelen of nalatenmaar van ‘gewoon’ verwijtbaar handelen of nalaten.
2.8
In het onderhavige geval staat vast dat [verzoeker] met een valse sleutel gedurende een periode van circa zes maanden voor zich zelf en voor derden, zonder dat dit de instemming had van JKS, gratis koffie uit de koffieautomaat van JKS heeft gehaald, voor welke koffie gewoonlijk was te betalen. Daarmee heeft hij zich, zoals hij zich heeft gerealiseerd of zich heeft behoren te realiseren, schuldig gemaakt aan diefstal. Daarmee is zijn handelen te kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW. Het feit dat het per kopje koffie om steeds een gering bedrag is gegaan, leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij is ook van belang dat, zoals JKS onbetwist heeft gesteld, JKS haar werknemers op 28 januari 2020 expliciet heeft gewaarschuwd dat zij geen diefstal accepteert en zij degenen die zich daaraan schuldig maken hard aan zal aanpakken, met ontslag op staande voet. [verzoeker] is ondanks deze niet mis te verstane waarschuwing gebruik blijven maken van zijn valse sleutel. Het verzoek met betrekking tot de transitievergoeding is om deze redenen af te wijzen.
2.9
Het staat vast dat JKS [verzoeker] op 12 maart 2020 op staande voet heeft ontslagen. [verzoeker] heeft zich naar aanleiding van dit ontslag niet tot de kantonrechter gewend met het verzoek om dit ontslag te vernietigen. Het ontslag is derhalve onherroepelijk. Het is voldoende aannemelijk dat, indien [verzoeker] zich wel tot de kantonrechter zou hebben gewend met het verzoek om de opzegging te vernietigen, dit verzoek, gelet op hetgeen aan de opzegging ten grondslag is gelegd, zou zijn afgewezen. Daarmee is ook voldoende aannemelijk dat [verzoeker] de partij is die door opzet of schuld aan JKS een dringende reden heeft gegeven om hem op staande voet te ontslaan, zodat JKS jegens hem recht heeft op de gefixeerde schadevergoeding (artikel 7:677 lid 2 en 3 BW).
2.1
JKS heeft de door per het einde van het dienstverband nog aan [verzoeker] te betalen bedragen blijkens onder meer de door haar in het geding gebrachte eindafrekening d.d. 13 maart 2020 verrekend met de gefixeerde schadevergoeding ad € 3.880,21. Naar aanleiding van de op- en aanmerkingen die [verzoeker] op de eindafrekening d.d. 13 maart 2020 heeft gemaakt, zijn de daarin genoemde bedragen nadien gewijzigd. Voor het beroep op verrekening maakt dat echter geen verschil. Voor zover juist is dat [verzoeker] , zoals hij heeft gesteld, per het einde van het dienstverband nog van JKS had te vorderen een bedrag ad € 3.609,96, heeft JKS dat bedrag door verrekening voldaan, zodat [verzoeker] niets meer van haar heeft te vorderen.
2.11
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de verzoeken van [verzoeker] zijn af te wijzen.
2.12
Aangezien [verzoeker] in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzoeken af;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, welke kosten aan de zijde van JKS tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 720,= voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2020.