Bijlage | Juridisch Kader
Kaderwet subsidies Ministerie van Buitenlandse Zaken
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling worden de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepaald en worden nadere regels voor die verstrekking vastgesteld.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen voorts regels worden vastgesteld met betrekking tot:
a. de vaststelling van een subsidieplafond;
b. het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
c. de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;
d. de bevoegdheid om besluiten te nemen over subsidieverlening;
e. de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;
f. de verplichtingen voor de subsidieontvanger, waaronder de rapportage over toepassing van de subsidie;
g. de vaststelling van de subsidie;
h. de betaling van de subsidie en de eventuele verlening van voorschotten;
i. de rapportage over de doeltreffendheid en de effecten van de verstrekte subsidies in de praktijk en
j. overige onderwerpen die betrekking hebben op de uitvoering van deze wet.
3. In aanvulling op het bepaalde krachtens het eerste en tweede lid kan de verstrekking van subsidie afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan beoordelingsmaatstaven, niet strekkende tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, met betrekking tot:
a. het beloningsbeleid van de subsidieaanvrager,
b. het integriteitsbeleid van de subsidieaanvrager,
c. de naleving van algemeen gangbare normen van maatschappelijk verantwoord ondernemen door de subsidieaanvrager
d. de naleving van internationaal aanvaarde humanitaire principes door de subsidieaanvrager,
e. de positie van vrouwen,
f.de gevolgen voor het milieu,
g.de gevolgen voor internationaal erkende burger-, politieke, economische, sociale en culturele rechten van mensen en
h. overige uit oogpunt van algemeen belang bij algemene maatregel van bestuur geregelde beoordelingsmaatstaven.
4. Aan de subsidie kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot de bij of krachtens deze wet geregelde beoordelingsmaatstaven.
Besluit vaststelling beleidsregels subsidiëring Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (SRGR Partnerschap Fonds)
Bijlage, hoofdstuk 3, onder B, Fase 1: D.6:
A. De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van een in Nederland gevestigde penvoerder of alliantiepartner (niet zijnde de penvoerder) bedraagt, uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd, per kalenderjaar ten hoogste EUR 189.000 (bruto) bij een dienstverband van een 36-urige werkweek.
Genoemd bedrag bestaat uit:
1. de beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen);
2. de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen;
3. beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage, etc.
B. Deze eis is ook van toepassing voor alliantiepartners (niet zijnde de penvoerder) die zijn gevestigd in een EU-lidstaat, waarbij voor alliantiepartners (niet zijnde de penvoerder) uit EU-lidstaten die niet zijn aangesloten bij de euro geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates (annex 4) die door het ministerie worden gehanteerd met ingang van 1 januari 2020. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt het Verenigd Koninkrijk beschouwd als EU-lidstaat.
C. Gelet op de koopkrachtgegevens gepubliceerd door EUROSTAT (comparative price levels 2018)31 geldt voor alliantiepartners (niet zijnde de penvoerder) gevestigd in één van de volgende landen een aangepaste norm, op grond van het algemene inkomensniveau in de betreffende landen:
• Noorwegen NOK 2.490.214;
• Zwitserland CHF 278.675;
• Japan YEN 20.617.531;
• VS/Canada USD 205.350.
D. De maximale bezoldiging van de individuele leden van het management en bestuur van een penvoerder of alliantiepartner (niet zijnde de penvoerder) gevestigd in overige landen, staat met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd in redelijke verhouding tot het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie.
De penvoerder specificeert de hoogte van de bezoldiging (inclusief toeslagen) van elk van de leden van het management (inclusief CEO) en bestuur van de eigen organisatie en alle overige alliantiepartners per de datum van de ingang van het subsidietijdvak:
- Beloning (de som van de periodiek betaalde beloningen en winstdelingen en bonusbetalingen)
- Belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen
- Beloningen betaalbaar op termijn, zoals vakantiegeld, 13e maand, werkgeversdeel pensioenbijdrage e.a.
- Omvang aanstelling (in uren per week)
Voor alliantiepartners (niet zijnde de penvoerder) uit EU-lidstaten die niet zijn aangesloten bij de euro en voor penvoerders en overige alliantiepartners uit landen buiten de EU, anders dan de landen onder C., geldt dat omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates (annex 4) die door het ministerie worden gehanteerd met ingang van 1 januari 2020.
De penvoerder specificeert de hoogte van de bezoldiging (beloning, belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en beloningen betaalbaar op termijn) van de individuele leden van het management en bestuur van de eigen organisatie en overige alliantiepartners voor zover in de EU, Noorwegen, Zwitserland, Japan en/of VS/Canada gevestigd.
Geef daarbij ook de omvang van de aanstelling aan waaraan de bezoldiging is verbonden (zie ook hieronder onder NB).
Voor Nederlandse organisaties die vallen onder de reikwijdte van de Wet normering topinkomens (WNT) hoeft geen specificatie te worden gegeven, maar volstaat een verwijzing naar de jaarlijks op uiterlijk 1 juli openbaar gemaakte WNT-gegevens, tenzij deze informatie per 1 januari 2019 in verband met een wijziging in de bezoldiging niet meer geldig is. (De WNT-gegevens dienen op internet openbaar gemaakt te worden voor een periode van tenminste zeven jaar. Deze moeten algemeen toegankelijk en eenvoudig te vinden zijn.)
De penvoerder specificeert de hoogte van de bezoldiging (beloning, belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en beloningen betaalbaar op termijn) van de individuele leden van het management en bestuur van de eigen organisatie en overige alliantiepartners voor zover buiten de EU en Noorwegen, Zwitserland, Japan en/of VS/Canada gevestigd. De penvoerder licht de verhouding tussen deze hoogte en het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie(s) toe.