ECLI:NL:RBDHA:2020:9434

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag bijzondere bijstand voor advocaatkosten

In deze zaak heeft de eiser, die bijzondere bijstand aanvraagt om de eigen bijdrage voor advocaatkosten te kunnen betalen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de verweerder, het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek. De eiser had een aanvraag ingediend op 23 juli 2020 en heeft op 19 september 2020 beroep ingesteld, omdat er nog geen besluit was genomen. De voorzieningenrechter heeft op 22 september 2020 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de zitting op 23 september 2020 doorging zonder de eiser.

De rechtbank heeft op 30 september 2020 uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat, nu de zitting waarvoor de eiser rechtsbijstand wenste al heeft plaatsgevonden, de eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen bevoegdheid om een dwangsom vast te stellen, omdat er geen procesbelang meer is. De eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding, omdat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, in aanwezigheid van griffier mr. J.P. Brand, en is openbaar uitgesproken op 30 september 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6093

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

tegen
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek, verweerder
(gemachtigde: mr. D.F. Rosenbaum).

Procesverloop

Eiser heeft op zaterdag 19 september 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor een advocaat.
Eiser heeft tevens een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 22 september 2020 het verzoek om een voorlopige voorziening voor zover dat ziet op het aanhouden van de zitting van 23 september 2020 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige als kennelijk ongegrond afgewezen.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor een advocaat voor juridische ondersteuning bij de voorbereiding en de behandeling ter zitting op 23 september 2020 van 32 beroepen, met de zaaknummers SGR 18/6386, SGR 19/3521, SGR 19/3941, SGR 19/4738, SGR 19/4741, SGR 19/4743, SGR 19/4811, SGR 19/4991, SGR 19/5340, SGR 19/5525, SGR 19/5832, SGR 19/5833, SGR 19/5834, SGR 19/6088, SGR 19/6089, SGR 19/6090, SGR 19/6288, SGR 19/6292, SGR 19/6441, SGR 19/7115, SGR 19/7122, SGR 19/7248, SGR 19/7417, SGR 19/7669, SGR 19/7683, SGR 19/7787, SGR 19/7788, SGR 19/7790, SGR 19/7965, SGR 19/7996, SGR 20/311 en SGR 20/667. Eiser heeft daarbij verzocht te bepalen dat, en de rechtbank citeert:
Citaat
- Mijn aanvraag voor bijzondere bijstand van 23 juli 2020 met kenmerk MSS/2007/ABB200923-32 rechtmatig is;
  • Mijn beroep op artikel 6:12, derde lid, van de Awb rechtmatig is, omdat redelijkerwijs van mij als belanghebbende niet kan worden gevergd dat ik het bestuursorgaan in gebreke stel, omdat dit leidt tot verbeurde dwangsommen of zelfs lijfsdwang;
  • Mijn beroep wegens het uitblijven van een beslissing door de ISD op mijn aanvraag van 23 juli 2020 ontvankelijk en gegrond is;
  • De ISD vanaf 19 september 2020 een dwangsom verschuldigd is voor het uitblijven van een beslissing op mijn aanvraag van 23 juli 2020;
  • De ISD een extra dwangsom verschuldigd is van € 200,- voor elke dag dat zij binnen een week na deze uitspraak geen besluit neemt op mijn aanvraag van 23 juli 2020;
  • De behandeling ter zitting van mijn beroepen met zaaknummers SGR 18/6386, SGR 19/3521, SGR 19/3941, SGR 19/4738, SGR 19/4741, SGR 19/4743, SGR 19/4811, SGR 19/4991, SGR 19/5340, SGR 19/5525, SGR 19/5832, SGR 19/5833, SGR 19/5834, SGR 19/6088, SGR 19/6089, SGR 19/6090, SGR 19/6288, SGR 19/6292, SGR 19/6441, SGR 19/7115, SGR 19/7122, SGR 19/7248, SGR 19/7417, SGR 19/7669, SGR 19/7683, SGR 19/7787, SGR 19/7788, SGR 19/7790, SGR 19/7965, SGR 19/7996, SGR 20/311 en SGR 20/667 op 23 september 2020 door een meervoudige kamer zullen worden uitgesteld en aangehouden totdat de ISD een besluit heeft genomen op mijn aanvraag van 23 juli 2020;
  • Zulks onder veroordeling van de ISD in de kosten van deze procedure.

Einde citaat

3. Op 23 september 2020 heeft de zitting in de genoemde zaken plaatsgevonden. Eiser is niet verschenen.
4. Nu de zitting waarvoor eiser rechtsbijstand wenste, reeds heeft plaatsgevonden, heeft eiser geen procesbelang meer bij zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Omdat het beroep tegen het niet tijdig beslissen daardoor kennelijk niet-ontvankelijk is, is de rechtbank niet bevoegd om een dwangsom vast te stellen (artikel 8:55c van de Awb) en heeft eiser ook geen procesbelang meer bij de bespreking van de overige onderdelen van zijn petitum.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2020
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 van de Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.