ECLI:NL:RBDHA:2020:9428

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
8606830 20-84487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en zijn werkgever, Panda Recycling B.V. De werknemer was op 6 mei 2020 op staande voet ontslagen door Panda, die stelde dat er dringende redenen waren voor dit ontslag. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en verzocht de rechtbank om te verklaren dat aan het ontslag geen dringende reden ten grondslag lag, en dat het ontslag in strijd was met artikel 7:671 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde dringende redenen en heeft geoordeeld dat het ontslag onterecht was. De rechtbank heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, vakantietoeslag, vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen, vergoeding over de opzegtermijn, transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft de billijke vergoeding vastgesteld op € 55.000,= bruto, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de gevolgen van het onterecht ontslag voor de werknemer. Daarnaast is het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig verklaard. De werkgever is veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
zaaknr.: 8606830 EJ VERZ 20-84487
Beschikking van de kantonrechter d.d. 11 augustus 2020 in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. M.A.H.H. Ceelen,
en
de besloten vennootschap
Panda Recycling B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
verwerende partij,
hierna te noemen: Panda,
gemachtigde: mr. Ph. Ekering.

1.Het verloop van de procedures

De kantonrechter heeft kennis genomen van de navolgende stukken, waaruit tevens het verloop van de procedure blijkt:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van dit gerecht op 26 juni 2020;
- het verweerschrift;
- de brieven met bijlagen d.d. 22 en 23 juli 2020 van mr. Ekering;
- de spreekaantekeningen van mr. Ekering;
- de aantekeningen die de griffier heeft gemaakt tijdens de mondelinge behandeling van deze zaak op 24 juli 2020.

2.De overwegingen

2.1
[verzoekster] verzoekt in deze procedure, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. voor recht te verklaren dat aan de opzegging van het dienstverband door Panda op 6 mei 2020 geen dringende reden ten grondslag ligt, om welke reden die opzegging in strijd is met het bepaalde in artikel 7:671 BW;
2. te verklaren voor recht dat het in artikel 14 van de tussen partijen aangegane arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding niet rechtsgeldig is wegens strijd met zowel artikel 7:653 lid 2 BW als het bepaalde in artikel 7:653 lid 4 BW;
3. Panda te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen:
a. het aan hem verschuldigde achterstallige salaris over de periode vanaf 1 mei 2020 tot 6 mei 2020 ad € 785,70 bruto, te verhogen met de daarover verschuldigde wettelijke verhoging;
b. de aan hem verschuldigde vakantietoeslag over de periode vanaf 1 juni 2019 tot 6 mei 2020 ad € 4.422,85, te verhogen met de daarover verschuldigde wettelijke verhoging;
c. de vergoeding voor niet genoten vakantiedagen ad € 1.638,60 bruto, te verhogen met de daarover verschuldigde wettelijke verhoging;
d. de vergoeding over de opzegtermijn ex artikel 7:672 lid 11 BW ad € 11.031,33 bruto;
e. de transitievergoeding ad € 8.415,= bruto;
f. een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW ad € 125.000,= bruto;
g. de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
h. de buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.275,=;
met veroordeling van Panda in de kosten van de procedure;
Subsidiair, voor het geval het ontslag rechtsgeldig zou zijn:
1. te verklaren voor recht dat het bepaalde in artikel 14 van de door partijen gesloten arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is wegens strijd met artikel 7:653 lid 2 BW;
2. Panda te veroordelen om aan [verzoekster] te betalen:
a. de transitievergoeding ad € 8.415,= bruto, nu aan de zijde van [verzoekster] geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten;
b. het hem verschuldigde achterstallige salaris over de periode vanaf 1 mei 2020 tot 6 mei 2020 ad € 785,70 bruto met de daarover verschuldigde wettelijke verhoging;
c. de aan hem verschuldigde vakantietoeslag over de periode vanaf 1 juni 2019 tot 6 mei 2020 ad € 4.422,85, te verhogen met de daarover verschuldigde wettelijke rente;
d. de aan hem verschuldigde vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen ad € 1.638,60 bruto, te verhogen met de daarover verschuldigde wettelijke verhoging;
e. de aan hem verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.275,=;
met veroordeling van Panda in de kosten van de procedure.
2.2
[verzoekster] legt het volgende aan zijn verzoeken ten grondslag. Hij is geboren op [geboortedatum] 1977 en is op 1 februari 2016 als Supervisor in dienst getreden bij Panda. Hij verdiende laatstelijk bij haar een salaris ad € 5.500,= bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. [verzoekster] is op 6 mei 2020 door Panda op staande voet ontslagen. Hij heeft daartegen geprotesteerd en heeft zich bereid verklaard de overeengekomen werkzaamheden uit te voeren. Panda is niet bereid gebleken het ontslag in te trekken. [verzoekster] betwist de rechtsgeldigheid van het hem gegeven ontslag en voert daartoe het volgende aan. Panda koopt oud papier op bij bedrijven in Europa en verkoopt dit door aan papierfabrieken in met name het verre Oosten (India, Vietnam en Indonesië, etc.). Panda is opgericht door [naam oprichter] . [verzoekster] is op zijn initiatief bij Panda in dienst getreden. Afgesproken is dat hij bij haar ging starten op een laag salaris (€ 2.850,= bruto per maand), maar dat hij op termijn zou doorgroeien en zou gaan participeren in Panda. [verzoekster] heeft voor Panda gewerkt op het gebied van Finance, Logistiek en HR. Hij was de afgelopen jaren naast [naam oprichter] het gezicht van Panda. Hij was met [naam oprichter] verantwoordelijk voor het beleid en de strategische keuzes. Mede door zijn inzet is de omzet gestaag gegroeid, van 1,5 miljoen euro in 2015 tot 11 miljoen euro in 2019. Over de participatie van [verzoekster] in Panda heeft [naam oprichter] begin 2019 principe-afspraken op papier gezet. Eind maart 2020 kwamen er om voor [verzoekster] volstrekt onduidelijke redenen barstjes in de goede samenwerking met [naam oprichter] . [verzoekster] deed plotseling niets meer goed en de relatie bekoelde in rap tempo. Vervolgens heeft [naam oprichter] hem op 6 mei 2020 onverwacht en op vage gronden ontslag op staande voet gegeven. In de ontslagbrief d.d. 6 mei 2020 is vermeld dat hij het vertrouwen van Panda onwaardig was geworden. Panda verwijt hem dat hij zijn laptop heeft leeggehaald. Hij heeft dat niet gedaan. Hij heeft zijn laptop op 27 maart 2020, na een woordenwisseling met [naam oprichter] , dadelijk moeten inleveren, zodat hij niet eens de mogelijkheid heeft gehad om de laptop leeg te halen. Bovendien was alles wat op de laptop staat terug te vinden op de desktop op kantoor, in de server van Panda en in de back-ups. Panda verwijst in de ontslagbrief naar een e-mail van 19 maart 2020 van [naam betrokkene 1] . [verzoekster] kan zich dat bericht vaag herinneren. De naam [naam betrokkene 1] noch de naam van de Indiase partijen zeggen hem echter iets. Met het betreffende bericht heeft [verzoekster] niets gedaan. Panda verwijst in deze procedure verder naar de mails van 18 april 2018 van [naam betrokkene 2] van rederij Evergreen in Mumbai aan [verzoekster] en van [verzoekster] aan hem. In zijn bericht verwijst [naam betrokkene 2] naar [naam betrokkene 3] . Met [naam betrokkene 1] heeft dit niets te maken. [naam betrokkene 3] is een Rotterdamse DJ. Van de diensten van Rederij Evergreen maakt Panda regelmatig gebruik en [verzoekster] onderhoudt met [naam betrokkene 2] een vriendschappelijke relatie. Op 14 november 2019 heeft [verzoekster] van CMA CGM, een rederij, een mail ontvangen waarin zij haar zeevrachttarieven kenbaar maakt. In de kop van dit bericht is vermeld: Vipa. Vipa is een concurrent van Panda. Waarom haar naam in het bericht is vermeld, weet [verzoekster] niet. Panda leidt blijkens de ontslagbrief uit de vermelding van de naam Vipa ten onrechte af dat [verzoekster] vertrouwelijke informatie met Vipa deelt. Zij onderbouwt dit niet, ofschoon zij wel de bewijslast heeft. Panda verwijt [verzoekster] in de ontslagbrief verder dat hij op ongunstige voorwaarden een overeenkomst heeft gesloten met een opslagbedrijf. Welk nadeel Panda hierdoor zou hebben geleden, maakt zij niet duidelijk. [verzoekster] ondertekende met grote regelmaat voor Panda verschillende soorten contracten. [naam oprichter] was daar steeds mee bekend. Hem is op 6 mei 2020 gevraagd of hij het contract met Extra Logistics had ondertekend. Dat kon hij zich toentertijd niet herinneren. Aan de hand van de door Panda in het geding gebrachte stukken herinnert hij zich thans dat artikel 8 van het door [naam oprichter] met Extra Logistics getekende contract op verzoek van [naam oprichter] is aangepast en dat [verzoekster] het aangepaste contract heeft ondertekend. Panda maakt niet duidelijk wat hij hiermee fout heeft gedaan. Hij heeft Panda hiermee niet benadeeld. De verwijten die Panda in de ontslagbrief aan het adres van [verzoekster] heeft gemaakt, zijn allen onterecht. [verzoekster] heeft steeds in alleen het belang van Panda gehandeld. [verzoekster] berust in het hem gegeven ontslag, omdat er, gelet op de houding van [naam oprichter] , geen basis meer is voor een verdere vruchtbare samenwerking. Voor recht behoort echter te worden verklaard dat Panda hem zonder een dringende reden op 6 mei 2020 heeft ontslagen. Panda dient hem verder te betalen het achterstallig salaris, de vakantietoeslag, de vergoeding voor de niet-genoten vakantiedagen, de vergoeding over de opzegtermijn en de transitievergoeding, een en ander zoals in rechtsoverweging 2.1 is aangegeven. [verzoekster] kan verder aanspraak maken op de billijke vergoeding. Bij de bepaling van de hoogte van die vergoeding is het volgende van belang. [verzoekster] , thans 42 jaar oud en 4 jaar werkzaam bij Panda, stond op het punt om de vruchten te gaan plukken van zijn grote inzet en zeer forse werkweken. Uitgerekend op dat moment heeft Panda hem vanuit het niets onterecht ontslagen. Het is belangrijk dat Panda inziet dat zij haar werknemers in de toekomst niet behandelt zoals zij [verzoekster] heeft behandeld. [verzoekster] heeft een eenzijdig arbeidsverleden in de papierbranche. Het is niet reëel om te veronderstellen dat hij op korte termijn een nieuwe baan zal vinden die vergelijkbaar is met de baan die hij bij Panda heeft gehad. Volgens de principe-afspraken die [naam oprichter] op papier heeft gezet, zou [verzoekster] een management fee gaan krijgen ad € 10.000,= bruto. De inkomensschade die hij de komende twee jaar gaat lijden is daarom te schatten op een bedrag ad € 108.000,= bruto. Rekening houdende met de andere relevante aspecten is de billijke vergoeding vast te stellen op € 125.000,= bruto. [verzoekster] heeft er verder belang bij dat voor recht wordt verklaard dat Panda zich niet op het relatiebeding zal kunnen beroepen dat in de arbeidsovereenkomst is vastgelegd. Hij maakt tenslotte aanspraak op de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.
2.3
Panda heeft verzocht om de verzoeken van [verzoekster] af te wijzen, met veroordeling van hem in de proceskosten. Daartoe voert zij het volgende aan. Zij houdt zich onder meer bezig met de handel in oud papier. Zij heeft [verzoekster] op 6 mei 2020 bevraagd over een groot aantal door haar geconstateerde onregelmatigheden in haar administratie en heeft hem in verband met die onregelmatigheden op die datum op staande voet ontslagen. Hij was het vertrouwen van Panda onwaardig geworden. Bij brief d.d. 6 mei 2020 heeft Panda het ontslag aan [verzoekster] bevestigd. Aan het ontslag heeft Panda het volgende ten grondslag gelegd. [verzoekster] heeft zijn laptop bij Panda moeten inleveren. Het is gebleken dat hij 17.843 items van zijn laptop heeft verwijderd. De verwijderde items konden met veel moeite worden teruggezet. De reden waarom [verzoekster] de items had gewist is evident. Onder de gewiste items bevonden zich e-mailberichten die duidelijk maken dat hij er ongeoorloofde nevenwerkzaamheden en activiteiten op na hield. [verzoekster] hield zich blijkens het e-mailbericht d.d. 19 maart 2020 van [naam betrokkene 1] bezig met een transport tussen een Indiase partij en een Portugese afnemer die handelt in elektronica. De stelling van [verzoekster] , dat hij dit e-mailbericht als spam had ontvangen, is volstrekt ongeloofwaardig. Uit het als productie 13 door Panda in het geding gebrachte e-mailbericht blijkt dat hij er nog een schimmige conversatie op nahield met een Indiase klant ( [naam betrokkene 2] ). Uit het als productie 8 in het geding gebrachte e-mailbericht d.d. 14 november 2019 blijkt dat [verzoekster] concurrentiegevoelige informatie (tarieven) heeft gedeeld met Vipa. [verzoekster] heeft bij Panda een uitvoerende functie. Hij is niet gerechtigd om Panda te vertegenwoordigen. Hij heeft dat desondanks gedaan, door op eigen houtje en zonder overleg een overeenkomst aan te gaan met Cross Limits (een opslagbedrijf). Cross Limits heeft een schimmige reputatie. Het contract met haar is gesloten onder zeer ongunstige voorwaarden. [verzoekster] heeft tot verbazing van Panda voor opslag voorts de inkomende papierstroom niet laten wegen. Het wegen van de inkomende papierstroom is een douane-verplichting. Indien de inkomende papierstroom niet wordt gewogen is er geen zicht meer op de hoeveelheid ingeslagen papier, hetgeen tot handel voor eigen rekening kan leiden of ander misbruik. Panda heeft in 2018 een contract gesloten met Extra Logistics Software, de softwareleverancier van Panda. Dit contract is in 2018 ondertekend door [naam oprichter] , de directeur van Panda. Toen bleek dat dit contract in haar administratie ontbrak, heeft zij het contract bij Extra Logistics Software opgevraagd. Toen zij het contract van haar ontving, bleek dit tot haar verbazing te zijn ondertekend niet door [naam oprichter] , maar door [verzoekster] . Extra Logistics Software heeft op verzoek van Panda aanvankelijk willen meewerken aan een forensisch onderzoek naar het door [verzoekster] ondertekende contract, maar bij e-mailbericht d.d. 30 juni 2020 ontving Panda het bericht dat zij daaraan niet meer wilde meewerken. De lay-out van dit e-mailbericht wijkt af van de lay-out van de berichten die zij normaliter verzendt. Het is duidelijk dat niet Extra logistics Software dit bericht heeft opgesteld, maar een derde ( [verzoekster] ). Op grond van de vorenstaande feiten heeft Panda het vertrouwen in [verzoekster] verloren. Uit de als productie 4 overgelegde eindafrekening blijkt dat Panda over de periode mei 2020 (tot aan het ontslag) € 1.047,62 bruto heeft verloond, en dat [verzoekster] voor een bedrag ad € 2.136,38 bruto recht heeft wegens de vakantiedagen en op een bedrag ad € 4.614,72 bruto voor het vakantiegeld. De bedragen die [verzoekster] daarvoor heeft genoemd, zijn lager. Voor zover [verzoekster] aanspraak kan maken op de vergoeding over de opzegtermijn bedraagt deze maximaal € 10.692,=. Voor zover hij aanspraak kan maken op de transitievergoeding refereert Panda zich aan de berekening die [verzoekster] daarvoor heeft gemaakt. [verzoekster] maakt ten onrechte aanspraak op de betaling van de billijke vergoeding. Voor zover dat anders zou zijn merkt Panda het volgende op. [verzoekster] heeft relatief kort bij Panda gewerkt. Hij heeft geen eenzijdig arbeidsverleden. Hij heeft voorheen gewerkt bij Logidex. Logidex legt zich toe op het plaatsen van met name BBL-werknemers bij werkgevers in de haven. Het is niet juist dat bij de aanvang van het dienstverband met [verzoekster] is afgesproken dat hij kon gaan participeren. Dat is pas veel later aan de orde gekomen. Het voorstel dat Panda hem daartoe in januari 2020 heeft gedaan, heeft hij afgewezen. Hij verkeerde kennelijk in de veronderstelling dat hij gratis aandelen zou kunnen krijgen. Met de afwijzing van het voorstel was zijn participatie van de baan. Bij de bepaling van de billijke vergoeding is verder rekening te houden met de WW-aanspraken van [verzoekster] . Hij moet geacht worden binnen een periode van 10 maanden een nieuwe baan te kunnen vinden. Overigens betwist Panda de verzochte buitengerechtelijke kosten en neemt zij het standpunt in dat zij zich niet kan beroepen op het non-concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst tussen partijen.
2.4
De kantonrechter overweegt het volgende.
2.5
Op grond van hetgeen partijen hebben aangevoerd en de in het geding gebrachte stukken staat het volgende vast. Panda koopt oud papier op bij bedrijven in Europa en verkoopt dit door aan papierfabrieken in met name het verre Oosten (India, Vietnam en Indonesië, etc.). Panda is opgericht door [naam oprichter] . Hij is haar DGA. [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1977, is op 1 februari 2016 voor de duur van drie maanden als Supervisor bij Panda in dienst getreden. Deze arbeidsovereenkomst is nadien verschillende keren verlengd en is voor onbepaalde tijd gaan gelden. [verzoekster] verdiende laatstelijk bij Panda een salaris ad € 5.500,= bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. [verzoekster] is op 6 mei 2020 door Panda op staande voet ontslagen. Bij brief d.d. 6 mei 2020 heeft de gemachtigde van Panda dit ontslag aan hem bevestigd. [verzoekster] heeft tegen dit ontslag geprotesteerd en heeft zich bereid verklaard de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Nadien heeft hij er in berust dat zijn arbeidsovereenkomst op 6 mei 2020 is geëindigd.
2.6
Hetgeen Panda blijkens de brief van haar gemachtigde d.d. 6 mei 2020 aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd, beoordeelt de kantonrechter als volgt:
a. in de ontslagbrief is vermeld dat [naam oprichter] destijds met [verzoekster] heeft gesproken over een door hem ondertekend contract op voor Panda zeer nadelige voorwaarden, en dat Panda hem, omdat dit contract haar een ongemakkelijk gevoel gaf, toen heeft verzocht zijn laptop in te leveren; volgens Panda is nadien gebleken dat [verzoekster] alle op zijn laptop voorkomende informatie (e-mailberichten) heeft gewist; [verzoekster] heeft dit betwist; daartoe heeft hij onder meer aangevoerd, hetgeen Panda niet (voldoende) heeft betwist, zodat dit als vaststaand is aan te nemen, dat hij zijn laptop dadelijk, zonder vooraankondiging, bij Panda heeft moeten inleveren; daarmee staat volgens hem vast dat hij niet in de gelegenheid is geweest om zijn laptop leeg te halen, laat staan dat hij dat had willen doen; daarmee heeft [verzoekster] de stelling van Panda, over het leeghalen van de laptop, voldoende gemotiveerd weersproken, zodat die stelling niet als vaststaand kan worden aangenomen; in het licht van hetgeen [verzoekster] als verweer heeft aangevoerd, heeft het op de weg van Panda gelegen om nadere feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat [verzoekster] , ondanks het feit dat hij zijn laptop dadelijk bij Panda heeft moeten inleveren, de gelegenheid heeft gehad om zijn laptop te wissen en van die gelegenheid gebruikt heeft gemaakt; aangezien zij dat heeft nagelaten, is er geen aanleiding om haar tot het bewijs van haar stelling toe te laten;
b. Panda verwijst in haar ontslagbrief d.d. 6 mei 2020 naar een e-mailbericht d.d. 19 maart 2020 van [naam betrokkene 1] aan [verzoekster] ; volgens Panda blijkt daaruit dat [verzoekster] zich bezig hield met een transport tussen een Indiase partij en een Portugese afnemer die in elektronica handelt; [verzoekster] heeft dit voldoende gemotiveerd weersproken met de stelling dat hij [naam betrokkene 1] niet kent, dat dit bericht ten onrechte aan hem is geadresseerd en hij daarmee niets heeft gedaan; de stelling van Panda, dat [verzoekster] zich bezig heeft gehouden met nevenwerkzaamheden, kan om die reden niet als vaststaand worden aangenomen; aanleiding om Panda toe te laten tot het bewijs van haar stelling is er wederom niet, omdat op basis van alleen het door Panda genoemde e-mailbericht niet met voldoende zekerheid is vast te stellen dat [verzoekster] zich met nevenactiviteiten heeft bezighouden, terwijl Panda geen nadere feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit kan worden afgeleid dat hij zich wel met nevenwerkzaamheden heeft bezig gehouden;
c. Panda refereert in haar ontslagbrief d.d. 6 mei 2020 aan een e-mailbericht van CMA CGM (Holland) B.V. d.d. 14 november 2019 waarin onder meer is geschreven:
Cijfers voor de maand December volgen hopelijk snel echter de IMO 2020 per 1 Dec as Usd 60 per TEU (Verre Oosten) en USD 80 per TEU (IPAK) Worden van toepassing en een verhoging van USD 100 per TEU op huidige vracht cijfer voor orders in December; aan de bovenzijde van dit bericht is vermeld:
Vipa; volgens Panda blijkt uit dit bericht dat [verzoekster] concurrentiegevoelige informatie heeft gedeeld met Vipa, een concurrent van Panda; [verzoekster] heeft dit weersproken met de stelling dat dit niet uit dit bericht blijkt en dat hem niet duidelijk is waarom aan de bovenzijde van dit bericht de naam Vipa is vermeld; uit het betreffende bericht kan inderdaad niet worden afgeleid dat [verzoekster] met Vipa concurrentiegevoelige informatie heeft gedeeld; in het betreffende bericht deelt CMA CGM (Holland) B.V. kennelijk aan [verzoekster] mee haar nieuwe, met ingang van 1 december 2019 geldende tarieven; wie aan de bovenzijde van dat bericht de naam Vipa heeft vermeld en om welke reden dat is gedaan, is niet duidelijk; aangezien Panda geen nadere feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit de juistheid van haar hier aan de orde zijnde stelling kan worden afgeleid, is er opnieuw geen aanleiding om haar met het bewijs van die stelling te belasten;
d. Panda voert in haar ontslagbrief d.d. 6 mei 2020 aan dat [verzoekster] op ongunstige voorwaarden een overeenkomst heeft gesloten met een opslagbedrijf; [verzoekster] heeft dit betwist met de stelling dat hij dat in overleg met [naam oprichter] heeft gedaan; wat hiervan zij, kan in het midden blijven, omdat Panda niet uiteen heeft gezet in welke zin het contract voor Panda nadelig is geweest, zodat niet kan worden vastgesteld dat het aan [verzoekster] gegeven ontslag daardoor wordt gerechtvaardigd; de nadere stelling van Panda, dat het bedrijf waarmee [verzoekster] heeft gecontracteerd (Cross Limits) een schimmige reputatie heeft, is niet aan het ontslag ten grondslag gelegd, terwijl deze stelling ook niet is onderbouwd; hetgeen Panda nader heeft aangevoerd over het niet laten wegen van de inkomende papierstroom, heeft zij in haar ontslagbrief d.d. 6 mei 2020 evenmin aan het ontslag ten grondslag gelegd, zodat ook deze stelling, overigens niet met bewijsstukken onderbouwde, buiten beschouwing kan blijven;
e. Panda verwijt [verzoekster] in haar ontslagbrief d.d. 6 mei 2020 dat hij, zonder daartoe bevoegd te zijn, een contract tussen Panda en Extra Logistic Software heeft ondertekend, welk contract eerder al was ondertekend door [naam oprichter] ; [verzoekster] heeft aangevoerd dat artikel 8 van het door [naam oprichter] ondertekende contract op zijn verzoek is aangepast en dat [verzoekster] het aangepaste contract in overleg met hem heeft ondertekend; aangepast is volgens [verzoekster] – en de in het geding gebrachte overeenkomsten – alleen artikel 8, doordat de daarin voorkomende zinsnede
Verwachte opleverdatum April 2019, zoals opgenomen in de door [naam oprichter] ondertekende overeenkomst, in de door [verzoekster] ondertekende overeenkomst is gewijzigd in
Verwachte opleverdatum September 2019; of [verzoekster] de gewijzigde overeenkomst in overleg met [naam oprichter] heeft ondertekend, zoals hij stelt en Panda betwist, kan in het midden blijven, omdat Panda niet uiteen heeft gezet dat de gewijzigde, door [verzoekster] ondertekende overeenkomst voor haar enig nadeel heeft opgeleverd, bij gebreke waarvan niet kan worden vastgesteld dat [verzoekster] , door het gewijzigde contract te ondertekenen, Panda op enigerlei wijze tekort heeft gedaan en het hem gegeven ontslag daardoor wordt gerechtvaardigd; de nadere, niet aan het ontslag ten grondslag gelegde stelling van Panda, dat een derde ( [verzoekster] ) het in het geding gebrachte e-mailbericht d.d. 30 juni 2020 heeft vervalst, is niet onderbouwd.
2.7
Uit het vorenstaande vloeit voort dat geen van de aan het ontslag ten grondslag gelegde gronden, ook indien deze in onderlinge samenhang worden bezien, het ontslag rechtvaardigen. Dit betekent dat het in rechtsoverweging 2.1.1 genoemde verzoek van [verzoekster] is toe te wijzen. Aangezien Panda de in rechtsoverweging 2.2.2 en 2.3.a – c genoemde verzoeken niet heeft weersproken, anders dan hiervoor is gebleken, komen ook deze verzoeken voor toewijzing in aanmerking. Voor toewijzing komt verder in aanmerking het in rechtsoverweging 2.1.3.c genoemde verzoek (het bedrag ad € 10.214,20 bruto, vermeerderd met de vakantietoeslag van 8%). Hetzelfde geldt met betrekking tot het in rechtsoverweging 2.1.3.e genoemde verzoek (de transitievergoeding).
2.8
Met betrekking tot de verzochte billijke vergoeding wordt het volgende overwogen. Vast staat dat [verzoekster] vanaf 1 februari 2016 tot 6 mei 2020 bij Panda in dienst is geweest. Indien Panda [verzoekster] niet had ontslagen, had verwacht mogen worden dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen ook na 6 mei 2020 voor onbepaalde tijd had voortgeduurd. Feiten en omstandigheden die tot een andere conclusie kunnen leiden zijn immers niet gebleken. Indien Panda [verzoekster] niet had ontslagen, had hij dus aanspraak gehouden op zijn loon ad € 5.500,= bruto, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Aanleiding om te veronderstellen dat Panda het loon van [verzoekster] , gelet op de verhoging van zijn salaris in oktober 2019, binnen afzienbare tijd (nogmaals) zou hebben verhoogd, is er niet. Aanleiding om rekening te houden met het voorstel dat [naam oprichter] hem heeft gedaan om in Panda te participeren, is er evenmin, omdat Panda onbetwist heeft aangevoerd dat [verzoekster] de hem aangeboden voorwaarden niet heeft geaccepteerd. Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding is wel rekening te houden met het feit dat Panda, door [verzoekster] op onterechte gronden te ontslaan, ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en dat het voorstelbaar is dat dit [verzoekster] tot de conclusie heeft geleid dat er geen basis meer was voor een vruchtbare verdere samenwerking. Bij de bepaling van de billijke vergoeding is verder rekening te houden met de termijn waarbinnen [verzoekster] , die onbetwist heeft aangevoerd dat hij tot op heden geen ander werk heeft gevonden, een andere vergelijkbare baan kan vinden. In de gegeven omstandigheden, waaronder nadelige effecten die het coronavirus op de economie zal hebben, schat de kantonrechter die termijn op 24 maanden. Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding is er verder rekening mee te houden dat [verzoekster] aanspraak kan maken op WW. Bij de bepaling van de billijke vergoeding is ook rekening te houden met de [verzoekster] toekomende transitievergoeding. Met inachtneming hiervan is de billijke vergoeding naar het oordeel van de kantonrechter vast te stellen op een bedrag ad € 55.000,= bruto.
2.9
Het is niet voldoende gebleken dat [verzoekster] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Het daarop betrekking hebbende verzoek wordt daarom afgewezen. De gevorderde wettelijke rente komt op na te melden wijze wel voor toewijzing in aanmerking.
2.1
Aangezien Panda bij deze beschikking voor het grootste deel in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld in de kosten van de procedure.

3.De beslissing

De kantonrechter:
1. verklaart voor recht dat aan het ontslag op staande voet d.d. 6 mei 2020 geen dringende reden ten grondslag ligt, zodat dit ontslag in strijd is met het bepaalde in artikel 7:671 BW;
2. verklaart voor recht dat het door partijen overeengekomen relatiebeding (artikel 14 van de door partijen gesloten arbeidsovereenkomst) niet rechtsgeldig is;
3. veroordeelt Panda om aan [verzoekster] te betalen:
a. het aan hem verschuldigde achterstallige salaris over de periode vanaf 1 mei 2020 tot 6 mei 2020 ad € 785,70 bruto, te verhogen met de daarover verschuldigde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
b. de aan hem verschuldigde vakantietoeslag over de periode vanaf 1 juni 2019 tot 6 mei 2020 ad € 4.422,85, te verhogen met de daarover verschuldigde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
c. de vergoeding voor niet genoten vakantiedagen ad € 1.638,60 bruto, te verhogen met de daarover verschuldigde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
d. de vergoeding over de opzegtermijn ex artikel 7:672 lid 11 BW ad € 11.031,33 bruto;
e. de transitievergoeding ad € 8.415,= bruto;
f. een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW ad € 55.000,= bruto;
g. de wettelijke rente over de vorenbenoemde bedragen en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW vanaf de datum van het verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
4 veroordeelt Panda in de kosten van deze procedure, welke kosten aan de zijde van [verzoekster] tot op heden worden vastgesteld op een bedrag ad € 1.219,=, waarin begrepen een bedrag ad € 720,= voor salaris gemachtigde;
5. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2020.