ECLI:NL:RBDHA:2020:9427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
NL19.25887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door B. de Jong, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 28 februari 2019 een asielaanvraag heeft ingediend. Eiser is eerst opgenomen in de Dublinprocedure, waarna verweerder op 29 april 2019 besloot om de asielaanvraag verder te behandelen in de algemene asielprocedure. De beslistermijn voor de aanvraag begon op 29 april 2019, en verweerder had uiterlijk op 29 oktober 2019 moeten beslissen.

Eiser heeft verweerder op 1 oktober 2019 in gebreke gesteld, maar de beslistermijn was op dat moment nog niet overschreden. Hierdoor heeft eiser zijn beroepschrift te vroeg ingediend, wat betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 21 juli 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.25887
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , met V-nummer [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: B. de Jong).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
Op een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moet binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag worden beslist (artikel 42, lid 1, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)). Eiser heeft op 28 februari 2019 een asielaanvraag ingediend bij verweerder. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat eiser eerst is opgenomen in de Dublinprocedure. Op 2 maart 2019 heeft er een aanmeldgehoor plaatsgevonden. Aan de hand van dat gehoor heeft verweerder een Dublinprocedure gestart. Bij brieven van
19 april 2019 en 29 april 2019 heeft verweerder de claim bij de Italiaanse Autoriteiten ingetrokken en besloten om de asielaanvraag van eiser verder te behandelen in de algemene asielprocedure.
4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in haar uitspraak van 19 maart 2019, geoordeeld dat de beslistermijn voor het beslissen op de aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw ingaat op het moment dat Nederland verantwoordelijk is geworden. In die uitspraak verwijst de ABRvS naar het bepaalde in artikel 42, zesde lid, van de Vw. In deze zaak is dat op het moment dat door verweerder is besloten om eiser op te nemen in de algemene asielprocedure. De beslistermijn is aangevangen op 29 april 2019.Verweerder had dus uiterlijk op 29 oktober 2019 moeten beslissen.
5. Uit de stukken blijkt dat eiser verweerder op 1 oktober 2019 in gebreke heeft gesteld. De beslistermijn was op dat moment nog niet overschreden. Dat betekent dat eiser zijn beroepschrift te vroeg heeft ingediend en dat daarmee dus niet is voldaan aan de in rechtsoverweging 2 genoemde voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
21 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.