ECLI:NL:RBDHA:2020:9427
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door B. de Jong, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 28 februari 2019 een asielaanvraag heeft ingediend. Eiser is eerst opgenomen in de Dublinprocedure, waarna verweerder op 29 april 2019 besloot om de asielaanvraag verder te behandelen in de algemene asielprocedure. De beslistermijn voor de aanvraag begon op 29 april 2019, en verweerder had uiterlijk op 29 oktober 2019 moeten beslissen.
Eiser heeft verweerder op 1 oktober 2019 in gebreke gesteld, maar de beslistermijn was op dat moment nog niet overschreden. Hierdoor heeft eiser zijn beroepschrift te vroeg ingediend, wat betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 21 juli 2020.