ECLI:NL:RBDHA:2020:9395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
AWB 20 - 2044 VK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van middelenvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2020 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door eiseres, een Marokkaanse vrouw, die bij haar echtgenoot in Nederland wilde verblijven. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat niet voldaan zou zijn aan het middelenvereiste. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiseres op 11 maart 2020 en het onderzoek op de zitting vond plaats op 10 september 2020. Eiseres was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris ook een gemachtigde had gestuurd. Tijdens de zitting werd de vraag besproken of het inkomen van de referent, de echtgenoot van eiseres, voldoende, zelfstandig en duurzaam was om aan het middelenvereiste te voldoen. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden had gesteld dat niet aan dit vereiste was voldaan, omdat het inkomen van de referent ten tijde van de beslissing niet duurzaam was. Eiseres voerde aan dat de persoonlijke omstandigheden van de referent, waaronder twee overlijdens en een operatie, in aanmerking genomen moesten worden, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden geen rol konden spelen bij de beoordeling van het duurzaamheidsvereiste. De rechtbank adviseerde eiseres en referent om een nieuwe aanvraag in te dienen zodra aan alle voorwaarden van het middelenvereiste was voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2044
V-nummer: [V-nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 10 september 2020 in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] , van Marokkaanse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: [naam] ),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 26 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel “Verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] ” afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 11 februari 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 11 maart 2020 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2020. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was op de zitting aanwezig [naam] (hierna te noemen: referent).
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft hierbij aan partijen medegedeeld dat partijen binnen vier weken na verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Motivering

1. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft zij een ingevulde verklaring van afwezigheid van inkomen en vermogen overgelegd. Gelet daarop wijst de rechtbank het verzoek toe.
2. Referent wil graag zijn vrouw naar Nederland halen. In deze zaak staat centraal de vraag of in dat kader wordt voldaan aan het zogenaamde middelenvereiste. Daarvoor is in dit geval van belang dat het inkomen van referent voldoende, zelfstandig en duurzaam is. Pas als dat zo is, kan eiseres in aanmerking komen voor een mvv om naar Nederland te komen. Volgens verweerder voldoet referent niet aan het middelenvereiste. Het is aan de rechtbank om te beoordelen of verweerder dat op goede gronden heeft gesteld.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft gesteld dat niet is voldaan aan het middelenvereiste, omdat het inkomen van referent ten tijde van de beslissing op het bezwaar niet duurzaam was. Eiseres betwist niet zozeer dat het inkomen niet duurzaam was, maar volgens eiseres had verweerder rekening moeten houden met de persoonlijke omstandigheden van referent. Zo heeft hij twee overlijdens in zijn directe omgeving meegemaakt, twee ongelukken gehad en is hij geopereerd waardoor hij lange tijd niet heeft kunnen werken. Hoewel de rechtbank begrijpt dat referent zich in lastige omstandigheden bevond, kunnen de omstandigheden die zijn aangevoerd naar het oordeel van de rechtbank geen rol spelen bij het vaststellen of is voldaan aan het duurzaamheidsvereiste. De rechtbank begrijpt dat dit een lastige situatie is voor eiseres en referent, maar de rechtbank dient zich te houden aan het toetsingskader. De rechtbank geeft eiseres en referent mee om een nieuwe aanvraag in te dienen en dat pas te doen als referent voldoet aan alle voorwaarden van het middelenvereiste.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. V. Naaijkens
griffier
mr. A.K. Mireku
rechter
afschrift verzonden op:

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken na verzending van een afschrift van deze uitspraak. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.