ECLI:NL:RBDHA:2020:9395
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van middelenvereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2020 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door eiseres, een Marokkaanse vrouw, die bij haar echtgenoot in Nederland wilde verblijven. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat niet voldaan zou zijn aan het middelenvereiste. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiseres op 11 maart 2020 en het onderzoek op de zitting vond plaats op 10 september 2020. Eiseres was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris ook een gemachtigde had gestuurd. Tijdens de zitting werd de vraag besproken of het inkomen van de referent, de echtgenoot van eiseres, voldoende, zelfstandig en duurzaam was om aan het middelenvereiste te voldoen. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden had gesteld dat niet aan dit vereiste was voldaan, omdat het inkomen van de referent ten tijde van de beslissing niet duurzaam was. Eiseres voerde aan dat de persoonlijke omstandigheden van de referent, waaronder twee overlijdens en een operatie, in aanmerking genomen moesten worden, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden geen rol konden spelen bij de beoordeling van het duurzaamheidsvereiste. De rechtbank adviseerde eiseres en referent om een nieuwe aanvraag in te dienen zodra aan alle voorwaarden van het middelenvereiste was voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.