ECLI:NL:RBDHA:2020:9393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
AWB 20 - 1902 en 20 - 1904
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijf als gemeenschapsonderdaan op basis van onvoldoende bewijs van duurzame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor verblijf als gemeenschapsonderdaan. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 24 januari 2020, waarna het bezwaar op 24 februari 2020 ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens op 6 maart 2020 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.

Tijdens de zitting op 10 september 2020 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en de verweerder gehoord. Eiser stelde dat hij een duurzame relatie had met zijn referente, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om deze duurzame relatie aan te tonen. De rechtbank heeft onder andere gekeken naar de huurovereenkomst en inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP), maar vond dat de stukken niet voldoende onderbouwden dat eiser en referente al langere tijd samenwoonden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris op goede gronden was gedaan.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden. Eiser werd geadviseerd om bij een nieuwe aanvraag voldoende bewijs te leveren van de duurzame relatie met referente. De uitspraak biedt inzicht in de vereisten voor het aantonen van een duurzame relatie in het kader van verblijf als gemeenschapsonderdaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/1902 (beroep)
AWB 20/1904 (voorlopige voorziening)
V-nummer: [V-nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 10 september 2020 in de zaken tussen
[eiser],
geboren op [geboortedatum] , van Marokkaanse nationaliteit, eiser en verzoeker, hierna te noemen: eiser
(gemachtigde: [naam] ),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000, waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 24 februari 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 6 maart 2020 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen. Daarnaast is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig [naam] (hierna te noemen: referente).
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de voorzieningenrechter/rechtbank (hierna te noemen: rechtbank) onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft hierbij aan partijen medegedeeld dat partijen binnen vier weken na verzending van een afschrift van deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 20/1902, verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer AWB 20/1904, wijst het verzoek af.

Motivering

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de griffierechten wegens betalingsonmacht. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft hij een ingevulde verklaring van afwezigheid van inkomen en vermogen overgelegd. Gelet daarop wijst de rechtbank het verzoek toe.
2. In deze zaak staat de vraag centraal of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij en referente een duurzame relatie hebben. Volgens verweerders beleid [1] is sprake van een duurzame relatie als de burger van de Europese Unie en de ongehuwde partner voorafgaand aan het moment van de aanvraag of het moment van beslissen gedurende een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding voerden en gedurende die termijn feitelijk samenwoonden. Volgens verweerder voldoet eiser niet aan deze voorwaarde. Hij heeft eisers aanvraag dan ook afgewezen. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank heeft de foto’s en WhatsApp-berichten in het dossier gezien. Ook heeft de rechtbank eisers nadere toelichting op de zitting gehoord. Dat eiser en referente een relatie hebben, wil de rechtbank geloven, maar het is in het kader van deze aanvraag aan eiser om aannemelijk te maken dat hij ten tijde van de aanvraag of op het moment van het primaire dan wel het bestreden besluit al voor langere tijd een duurzame relatie heeft met referente. Dat heeft eiser niet gedaan. Eiser heeft weliswaar diverse stukken overgelegd, maar de enige stukken die echt wat zouden kunnen zeggen over de duurzaamheid van de relatie tussen eiser en referente zijn in dit geval met name de huurovereenkomst en de inschrijving in de BRP. [2] En ook daar blijkt onvoldoende uit. Volgens eiser wonen hij en referente al sinds januari 2019 samen in [woonplaats] , maar dat is in het dossier niet onderbouwd. Op dat moment stond eiser nog niet in de BRP ingeschreven op dat adres. In het dossier zit verder geen huurovereenkomst die op zowel de naam van eiser als die van referente staat. De huurovereenkomst die is overgelegd, staat alleen op naam van referente. Het dossier bevat geen andere stukken waaruit blijkt dat eiser en referente al sinds januari 2019 samenwonen. Overigens blijkt uit het dossier ook onvoldoende dat eiser en referente ten tijde van de aanvraag of het moment van het primaire dan wel bestreden besluit al langere tijd een duurzame relatie hadden. Omdat dit in bezwaar al duidelijk was, is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser niet hoefde te horen. De rechtbank merkt nog op dat inmiddels een nieuwe aanvraag is gedaan en geeft eiser mee deze aanvraag te onderbouwen met voldoende duidelijke stukken.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
5. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In dit geval is geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, omdat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. V. Naaijkens
griffier
mr. A.K. Mireku
rechter, tevens voorzieningenrechter
afschrift verzonden op:

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken na verzending van een afschrift van deze uitspraak. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Paragraaf B10/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
2.Basisregistratie Personen.