ECLI:NL:RBDHA:2020:9393
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijf als gemeenschapsonderdaan op basis van onvoldoende bewijs van duurzame relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor verblijf als gemeenschapsonderdaan. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 24 januari 2020, waarna het bezwaar op 24 februari 2020 ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens op 6 maart 2020 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 10 september 2020 heeft de rechtbank de argumenten van eiser en de verweerder gehoord. Eiser stelde dat hij een duurzame relatie had met zijn referente, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om deze duurzame relatie aan te tonen. De rechtbank heeft onder andere gekeken naar de huurovereenkomst en inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP), maar vond dat de stukken niet voldoende onderbouwden dat eiser en referente al langere tijd samenwoonden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris op goede gronden was gedaan.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om de uitzetting te verbieden. Eiser werd geadviseerd om bij een nieuwe aanvraag voldoende bewijs te leveren van de duurzame relatie met referente. De uitspraak biedt inzicht in de vereisten voor het aantonen van een duurzame relatie in het kader van verblijf als gemeenschapsonderdaan.