ECLI:NL:RBDHA:2020:9391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
AWB 20/3378
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke verblijfsvergunningenproces

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Turkse verzoeker die een verblijfsvergunning had aangevraagd. De aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, waarop de verzoeker bezwaar had gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, een uitspraak kan worden gedaan zonder dat partijen worden uitgenodigd indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is. In dit geval was het verzoek ingediend terwijl er al een beslissing op bezwaar was genomen op 27 mei 2020, waarin het bezwaar van de verzoeker ongegrond was verklaard. Dit betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet meer kon worden ingediend, omdat het connexiteitsvereiste niet meer werd voldaan.

De voorzieningenrechter heeft daarom besloten het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier A.C. Karels. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3378

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juli 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , van Turkse nationaliteit, verzoeker

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. S.N. Arikan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot verlenen van een verblijfsvergunning niet in behandeling genomen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
2. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb, kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang bezwaar of beroep aanhangig is (connexiteitsvereiste).
3. Het verzoek is ingediend hangende bezwaar. Inmiddels is op 27 mei 2020 een beslissing op bezwaar genomen waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard.
4. Verzoeker heeft het verzoek om voorlopige voorziening niet ingetrokken en tot op heden ook geen beroep ingediend zoals bedoeld in artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb tegen deze beslissing op bezwaar.
5. Het verzoek om voorlopige voorziening zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het komen te ontbreken van connexiteit.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 24 juli 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.