In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL20.12628 en NL20.12630. Verzoekers, van Syrische nationaliteit, hebben een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen waren eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard bij besluiten van 17 juni 2020. Hiertegen hebben de verzoekers beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is zolang de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in andere zaken (NL20.12627 en NL20.12629), is de mogelijkheid voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig. De verzoeken zijn daarom afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Ettikhoven. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.